niet duidelijk) en vertrok op stel en sprong. Van hem is daarna alleen bekend dat hij
in 1944 is gesneuveld bij de slag aan de Narva ten westen van Leningrad.
De Nederlandse Landwacht ten slotte was aanvankelijk geen legeronderdeel maar
een soort pro-Duitse hulppolitie. In het laatste bezettingsjaar werd de landwacht
steeds meer actief in de opsporing en aanhouding van onderduikers en raakte zeer
gevreesd vanwege de controle op persoonsbewijzen en het in beslag nemen van
voedsel. Bij een actie tegen onderduikers in juli 1944 in Hulst kwam Landwachter
A.H.C. Stoutjesdijk uit Burgh bij een vuurgevecht om het leven. Vermoedelijk is hij
per ongeluk door een andere landwachter neergeschoten.
Landwachter A.L. Theuns uit Zierikzee sloot zich bij de slag om de Schelde bij de
Duitse Wehrmacht aan. Na de oorlog werd niets meer van hem vernomen. In 1949
werd hij wegens dienstneming bij het vijandelijk leger bij verstek veroordeeld. Bij
die gelegenheid verklaarde zijn vrouw dat zij niet wist of hij nog leefde. Pas in 1952
bleek dat hij al in oktober 1944 gesneuveld was en in België begraven.
Joden
De Joodse gemeenschap op Schouwen-Duiveland was niet groot. In het midden
van de negentiende eeuw moeten er ongeveer tachtig Joden op het eiland gewoond
hebben, maar hun aantal nam dusdanig af dat in 1922 werd besloten tot opheffing
van de Joodse gemeente en tot verkoop van de synagoge. Op 10 mei 1940 woonden
er vermoedelijk niet meer dan dertig op Schouwen-Duiveland, voornamelijk in
Zierikzee.
De geschiedenis van de Joden op Schouwen-Duiveland is beschreven in de Kroniek
(2014) door Jan Kouwen. De geschiedenis van de oorlogsslachtoffers werd onlangs
(februari 2017) gepubliceerd in het boekje Struikelstenen in Burgh en Zierikzee
uitgegeven door de Stichting Werkgroep Struikelstenen Zeeland. Wanneer wij het
lot van de Joodse slachtoffers in dit artikel slechts summier weergeven is dat niet uit
gebrek aan respect maar omdat wij niet te veel in herhaling willen vallen.
De Jodenvervolging begon in 1941 met verplichte registratie. De burgemeesters
kregen het verzoek lijsten van de in hun gemeente woonachtige Joden aan te
leveren, aan dat verzoek werd prompt voldaan. Vervolgens werden hun rechten
ingeperkt. Zo mochten zij al spoedig niet meer in openbare ruimtes zoals bioscopen
en cafés komen en werden de Zeeuwse kuuroorden Domburg en Zoutelande voor
Joden verboden gebied.
In maart 1942 werden alle Zeeuwse Joden verplicht om naar Amsterdam te verhuizen.
Als vertrekdatum was 24 maart aangewezen. In de vroege ochtend wandelde de
sombere stoet naar het tramstation om vandaar via Zijpe te worden afgevoerd. Er
was "tamelijk talrijk publiek' volgens het politierapport. Voor zover bekend dook
niemand op het eiland onder. Wel konden enige Schouwse Joden na hun verhuizing
nog onderduiken en van hen heeft een enkeling de oorlog overleefd. Het verblijf
in de hoofdstad zou niet lang duren. Van Amsterdam werden de Joden naar Kamp
Westerbork getransporteerd en vandaar naar de vernietigingskampen in het oosten.
Drieëntwintig Schouwen-Duivelandse Joden verloren het leven. Er was een
slachtoffer uit Burgh, de in 1895 in België geboren verpleegster Irma Jacobs. Na
diverse omzwervingen door Nederland was zij in 1935 in Haamstede beland en
woonde sinds 1938 in bij de onderwijzeres mevrouw Kohier in Burgh. Ze overleed in
Sobibor. Alle andere Joodse slachtoffers woonden in Zierikzee. De meesten hadden
hun wortels in de plaatselijke middenstand. Het gezin van Henoch Labzowski
dreef al sinds de eeuwwisseling een bekende kledingwinkel. Moeder Laura en
112