5 januari 1945: Op verzoek van het verzet werd in Zierikzee het woonhuis 'Zeikenhof' aan de Provinciale Straatweg Dó09a (nu Julianastraat), waar tot februari 1944 burgemeester Schuurbeque Boeije woonde, door geallieerde vliegtuigen gebombardeerd en totaal verwoest. Hier was de Duitse militaire staf gehuisvest. Het gebouw van de wasserij 'Schouwen en Duiveland' aan de Platteweg, in gebruik als manschappenverblijf en munitieopslagplaats, werd eveneens verwoest, in totaal kwamen hierbij zes Duitse militairen om het leven. 6 januari 1945: T.C.J. ten Haaf, Noordgouwe. Overleed door het bombardement van de vorige dag op de wasserij in Zierikzee. 7 januari 1945: P Verloo 48 jaar en M. Pankow, 42 jaar, Zierikzee. Beiden door granaatvuur vanaf Noord-Beveland. 10 januari 1945: J. van der Werf, 42 jaar, Haamstede. Door granaatvuur vanaf Noord-Beveland. 11 januari 1945: M.M. Verboom-van de Panne 73 jaar, Haamstede. Granaatvuur vanaf Noord-Beveland. 22 januari 1945: L. Dekker (onbekende leeftijd), Zierikzee. Op een schip varend op de Zeeuwse wateren. 26 februari 1945: A. de Feiter, 54 jaar, Brouwershaven. Granaatvuur op de Jacob Catsstraat, hij overleed in het ziekenhuis in Noordgouwe. 24 maart 1945: A. Buijse-van den Boomgaard, 57 jaar, J.M. Buijse, 35 jaar, J. Bij de Vaate, 47 jaar, N.A. Quist 50 jaar, Zierikzee. Allen door granaatvuur getroffen. 4 april 1945: A.C. Padmos-Gaanderse, 53 jaar, Bruinisse. Bombardement in West- Brabant. 5 april 1945: C. van de Panne, 22 jaar, Scharendijke. Neergeschoten op straat in Eikerzee door een Amerikaanse B24j-bommenwerper. 26 juni 1945: A.W. Verkammen, 18 jaar, Bruinisse. Bombardement in Dinteloord. Arbeidsinzet Tijdens de oorlog zaten de Duitsers permanent om werkkrachten verlegen. Omdat zoveel mannen aan het front dienden, probeerden de bezetters Nederlanders te werven om in Duitse bedrijven en fabrieken de opengevallen plaatsen te vullen. Aanvankelijk was deze tewerkstelling nog enigszins vrijwillig, hoewel een werkloze zijn uitkering kon verliezen als hij weigerde in Duitsland te gaan werken. De uitgezonden arbeiders kregen in het begin een normaal loon en eenmaal per jaar verlof om naar huis te gaan. Vanaf 1942 werd deze zogenaamde arbeidsinzet steeds minder vrijwillig. De daartoe aangewezen personen werden verplicht voor de Duitsers te gaan werken. De selectie verliep via de regionale arbeidsbureaus. Op Schouwen-Duiveland zetelde dat in Zierikzee. In december 1944 werden in principe alle mannen tussen 17 en 40 jaar die zich nog op het eiland bevonden voor dwangarbeid aangewezen. In totaal zijn naar schatting driehonderd inwoners in het kader van de verplichte arbeidsinzet in Duitsland tewerkgesteld, waarvan er minstens vijfentwintig niet zijn teruggekomen. Niet van alle overledenen is bekend hoe ze zijn omgekomen. In de regel werd door de Duitse autoriteiten meegedeeld dat zij door ziekte waren overleden. Helemaal onwaarschijnlijk is dat niet; de arbeiders waren meestal in kampen ondergebracht waar belabberde hygiënische omstandigheden heersten en waar besmettelijke ziekten snel om zich heen grepen. Anderzijds moet vaak wel een vraagteken gezet worden bij de in Latijnse termen opgegeven doodsoorzaken. 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 120