Wij behandelen de slachtoffers hier min of meer chronologisch. In 1943 stierven vier inwoners. P. Papeveld was een astmapatiënt die onder hevig protest van zijn huisarts toch door het arbeidsbureau was uitgezonden; hij overleed al binnen twee maanden. J. Haeck overleed in het ziekenhuis Hamburg-Bergedorf aan hartfalen. Van J. Bij de Vaate is alleen de overlijdensplaats bekend. W. Elenbaas zou ten gevolge van een bombardement zijn gestorven. In 1944 waren er twee slachtoffers. D.J. van der Graaf maakte deel uit van een transport uit Renesse dat op eerste kerstdag onderweg was naar Duitsland. De trein werd door vliegtuigen beschoten en kwam middenin het Overijsselse dorp Wierden tot stilstand. Tientallen inzittenden sprongen eruit en vluchtten het dorp in. De Duitse bewakers schoten op de vluchtelingen waarbij Van der Graaf omkwam. Zijn naam staat op een monument dat ter plekke werd opgericht. T.F. Willemse overleed in Dortmund ten gevolge van een luchtaanval. Hij werkte daar voor het semimilitaire Duitse bouwbedrijf Organisation Todt. Verreweg de meeste slachtoffers vielen in 1945. De woon- en werkomstandigheden in Duitsland waren intussen steeds slechter geworden en de bedrijven, waar de dwangarbeiders tewerkgesteld waren, werden veelvuldig door de geallieerden gebombardeerd. Er was voor de dwangarbeiders niet genoeg voedsel en er waren nauwelijks schuilkelders. W. Boot kwam in de Maizena-Werke in Calbe om bij het lossen van een baal meel. In het hospitaal werd vastgesteld dat hij was overleden aan inwendige verwondingen, een wervelbreuk en een dubbelzijdige bovenbeenbreuk. Aan ziektes stierven W.D. Moelijker (astma), A. de Jonge (meningitis), C.P de Vlieger (tbc), C.A. Bakker, broer van de in mei 1940 gesneuvelde L. Bakker, (bloedvergiftiging), P. Stoutjesdijk (eveneens bloedvergiftiging), J. Bil (angina), A. Kik en M. van de Panne (doodsoorzaak onbekend). Bakker en Van de Panne overleden overigens kort na de bevrijding, naar wij aannemen aan aandoeningen die zij al tijdens hun tewerkstelling hadden opgelopen. S.J. Hoogstra, zoon van een Zierikzeese veearts, kwam na de bevrijding met tbc uit Duitse tewerkstelling terug en overleed in september 1945 in Breda. Drie inwoners stierven ten gevolge van een bombardement: A. de Ruiter, matroos aan boord van het op de Moezel varende schip Harfsen 58, en J.A. Verwest en A. van der Nood in een barak op het station van Wahlscheid. Over deze laatste gebeurtenis zijn nogal wat details bekend. Verwest en Van der Nood maakten deel uit van een groep van dertig dwangarbeiders uit Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee die in Wuppertal aan het spoor werkte. Op de nadering van Amerikaanse troepen werden zij op transport gesteld. In Wahlscheid werden ze 's avonds zonder nadere instructies uit de trein gezet waarna ze hun toevlucht zochten in een barak op het station. Hier stond een goederentrein met 36 wagons. De trein werd de volgende middag door vliegtuigen beschoten, waarbij de lading (bestaande uit antitankgranaten) explodeerde. De barak werd weggevaagd. Zes mannen, onder wie Van der Nood en J.A. Verwest, kwamen om het leven. De broer van J.A.'Verwest, Leen Verwest, behoorde tot een groepje dat buiten het station bezig was met de reparatie van een andere barak en overleefde de explosie. Al even tragisch was het overlijden van de Zierikzeese bakkersknecht P.J. Dekker. Die was werkzaam bij een bakker in Ockrilla, een dorpje dicht bij de ïsjechische grens, dat in april 1945 door de Russen werd ingenomen. Dekker werd in de vroege ochtend in zijn bed door Russen doodgeschoten omdat men hem voor een Duitser aanzag. Zijn kamergenoot, een Franse dwangarbeider die bij een boei werkte, was net vertrokken om het vee te gaan verzorgen. 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 121