langs verschillende concentratiekampen, overleefde zelfs Dachau, maar overleed
uiteindelijk aan zijn ontberingen in juli 1945 in een ziekenhuis in Eindhoven.
De gemeenteambtenaar C.M. Groenewoud was ondergedoken in Nijeveen (Drenthe),
had illegaal werk verricht en geweigerd een Duitse opdracht uit te voeren. Hij stierf
in concentratiekamp Neuengamme.
L. Bevelander zat om onbekende reden in een Duitse strafgevangenis, vanwaar hij
werd 'uitgeleend' voor dwangarbeid in Rietberg (Kreis Gütersloh). Hij kreeg tyfus
en overleed in een ziekenhuis aldaar kort na de Duitse capitulatie. C.A. Bakker,
J. Boot Cz. en J. Mol kwamen alle drie om het leven in Neuengamme of in een
van de buitenkampen daarvan. Ook hier tasten wij in het duister over de reden
van hun arrestatie. Mogelijk hadden zij zich onttrokken aan de arbeidsinzet. Over
de verschrikkelijke toestanden die in Neuengamme heersten, leze men het boek
Nederlanders in Neuengamme (Red. dr. Judith Schuyf).
De Tien van Renesse
De dood van tien verzetsstrijders uit Schouwen-Duiveland op 10 december 1944
is zonder twijfel de zwartste bladzijde uit de oorlogsgeschiedenis van Schouwen-
Duiveland. De slachtoffers maakten deel uit van een groep die om uiteenlopende
redenen van het eiland wilde vluchten. De evacuatiepoging mislukte, tien mannen
werden na een kort vuurgevecht met een Duitse patrouille opgepakt en door een
Standgericht ter dood veroordeeld. Negen mannen werden opgehangen aan een
balk tussen twee eikenbomen langs de Slotlaan in Renesse, de tiende overleed aan
zijn verwondingen opgedaan tijdens het vuurgevecht.
Deze gruwelijke gebeurtenis is in de Kroniek (2009) beschreven (H.M. Vriesendorp,
H.Q. Röling, M. Verseput-Stevense en J.J. Verseput, Schouwen-Duiveland herfst
1944). Een veel uitvoeriger verslag vindt men in het boek Duitse militaire
standrechtelijke executies in Zeeland (Soesterberg 2013) van Hans Sakkers. Wij
willen deze beschrijvingen in dit artikel niet herhalen. We volstaan met de namen
van de slachtoffers en een korte beschrijving van de achtergronden van hun
vluchtpoging.
Op 2 december 1944 hadden de Duitsers bekendgemaakt dat alle mannen
tussen 17 en 40 jaar zich moesten melden voor de arbeidsinzet in Duitsland. De
gemeentebesturen kregen opdracht om daartoe de bevolkingsadministratie ter
beschikking te stellen. Van de onder water staande gemeenten was het archief
intussen al naar elders overgebracht. Dat van Zierikzee bijvoorbeeld bevond zich
in het intussen bevrijde Noord-Bevelandse Kortgene. De archieven van Eikerzee,
Ellemeet, Noordwelle, Serooskerke en Renesse lagen in het gemeentehuis van
Renesse. Waarnemend burgemeester C. Lazonder en ambtenaar W. Boot besloten
de persoonskaarten te laten verdwijnen. Ze werden met hulp van timmerman
A. Padmos uit de kluis van het gemeentehuis weggehaald en verstopt. Boot en
Lazonder doken direct daarna onder.
J. Verhoeff uit Brouwershaven had samen met marechaussee C. Wisse tekeningen
gemaakt van de Duitse verdedigingswerken in de Westhoek. Die waren voor de
geallieerden van groot belang met het oog op een mogelijke landing. Zij achtten
het wijs Schouwen-Duiveland te ontvluchten; Wisse nam tevens zijn vrouw mee.
Timmerman J. Oudkerk was samen met student medicijnen M. de Glopper en
landbouwer I.M. van der Bijl door de Duitsers betrapt tijdens het luisteren naar de
Engelse radio. Oudkerk werd door de Ortskommandant verhoord; na zijn vrijlating
besloten hij en zijn twee lotgenoten onder te duiken. M. van der Klooster kwam uit
122