hij zich door zijn handicap niet uit kon redden. Zijn familie wist wel beter: Daan had zelfmoord gepleegd. Het gezin Schults verloor daarmee een tweede zoon; gelukkig kwam de derde, Nico, wel veilig uit Duitse gevangenschap terug naar Zierikzee. Op 7 mei 1945 kwamen er voor het eerst Engelse soldaten op het eiland. Zij werden aan de zeedijk even buiten Zierikzee opgewacht door enthousiaste burgers. Nu waren deze dijken door de Duitsers op diverse plekken voorzien van explosieven die door struikeldraden werden geactiveerd. Alleen op de betonplaten langs de muraltmuurtjes kon men veilig lopen. Een verpleegster uit Zierikzee, J. Kastelein, liep met de soldaten mee, wilde iemand inhalen en stapte daardoor buiten het beton op een struikeldraad. Bij de explosie verloor ze een been. Ze zou de volgende dag in het ziekenhuis van Noordgouwe overlijden. De feestelijke intocht van de bevrijders kreeg daarmee al direct een zwart randje. Jan de Waard uit Haamstede, nog maar net teruggekeerd van zijn Duitse dwangarbeid, was in juni in de duinen samen met Martien Hart zilvermeeuweieren aan het zoeken. Hij plaatste zijn mand bovenop een mijn die vervolgens explodeerde. Hart, zelf ook gewond, kon hem nog naar het pompstation van de waterleiding dragen. De Waard overleed in het ziekenhuis. Een dag later speelde de veertienjarige W. van Beveren met een explosief uit een bij Zonnemaire neergestorte bommenwerper. Hij overleefde het niet. Een maand later liep P. van der Graaf die bij Westenschouwen in zee was gaan zwemmen op een mijn. Hij kroop met zware verwondingen nog tegen de trap op maar werd daar later dood gevonden. Landbouwer J. Klompe trapte aan de zeedijk in Bruinisse op een mijn en overleed. Hetzelfde overkwam de zestienjarige Anthonie van Beveren. In 1946 werd J. de Waal bij bergingswerkzaamheden in Bruinisse aan boord van het vaartuig Spes Salutis (Op hoop van zegen) door een explosief gedood. Op het strand van Renesse werden dat voorjaar de paalversperringen opgeruimd door ze met een auto uit het zand te trekken. Daarbij zag men een achtergebleven mijn over het hoofd waardoor de chauffeur van de auto, P. Monster, omkwam. En nog in 1947 kwam de vijftienjarige F. Kloppert uit Zierikzee om het leven toen hij achtergebleven munitie probeerde te demonteren. Het grootste mijnongeluk na de bevrijding deed zich op 18 juni 1945 voor. Het betrof een familie uit Zonnemaire, die bij de inundatie van Schouwen-Duiveland haar toevlucht had gezocht bij familie in de Wieringermeer. Toen die polder ook door de Duitsers onder water werd gezet, was men terechtgekomen in Nieuwe Niedorp. Zodra de terugkeer naar Schouwen- Duiveland weer mogelijk was ging de familie met het binnenvaartschip Verandering naar huis. Maar in het Vuile Gat bij Tiengemeten liep het schip op een zeemijn en zonk onmiddellijk. Naast schipper Pols met vrouw en drie kinderen kwamen de volgende personen om het leven: L.C. van den Bout met zijn vrouw W. Viergever en hun zoon Rien van 7 jaar; zijn zuster G. van den Bout met haar man J.A. Akkerdaas en hun kinderen van 7 en 2 jaar; zijn broer F. van den Bout met zijn zoon Rientje, 2 jaar; zijn broers A. en J.A. van den Bout; zijn zuster K.G. van den Bout; de schoonouders van F. van den Bout, A. van der Wekken met zijn vrouw G. de Vlieger; de vrouw van F. van den Bout, N. van der Wekken, werd zwaar gewond naar een ziekenhuis in Rotterdam overgebracht en overleefde als enige het ongeluk waarbij dus haar man, kind en ouders omkwamen. 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 126