Er ligt nog veel explosief materiaal op de bodem van de Oosterschelde en ongetwijfeld ook elders. Het is niet onwaarschijnlijk dat de Tweede Wereldoorlog daardoor ook in de toekomst nog slachtoffers zal eisen. Zo kwamen nog onlangs (2015) twee Ouddorper vissers om toen ze een mijn in hun netten kregen. Overleden in Nederlandse gevangenschap De 24-jarige A. J. Leijdekkers bevond zich in 1946 als gevangene in Kamp Haamstede. Daar waren de eilanders die verdacht werden van collaboratie met de Duitsers in afwachting van hun proces opgesloten. Leijdekkers was lid van de NSB geweest, had een leidende rol gespeeld bij de jeugdafdeling van de beweging, de Jeugdstorm, en had na een korte periode bij de Landstorm dienst genomen bij een Duits SS- bataljon dat in mei 1945 de Grebbelinie bewaakte. Kamp Haamstede werd aan de buitenzijde bewaakt door militairen die ontsnappingen moesten voorkomen. De ordebewaring binnen het kamp was in handen van niet-militaire bewakers. Zowel de binnen- als de buitenbewakers waren voornamelijk gerekruteerd uit vroegere leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op zaterdagavond 16 februari werden in een van de barakken pro-Nazi liederen gezongen. Een militair die vlak buiten het hek wachtliep, stoorde zich daaraan en riep de gevangenen daarmee op te houden. Ze gingen gewoon door. Hoewel de bewaker helemaal niet voor de orde binnen het kamp verantwoordelijk was, loste hij twee waarschuwingsschoten en, toen men bleef zingen, een derde schot dwars door de barak heen. Dit schot trof de op zijn brits liggende Leijdekkers in het hoofd. Hij werd nog naar het ziekenhuis in Noordgouwe vervoerd maar overleed daar na enkele uren. De schutter werd aangeklaagd wegens dood door schuld, maar de krijgsraad oordeelde dat er sprake was van een onfortuinlijk incident. De kogel zou omhoog gericht geweest zijn maar afgebogen door een stuk prikkeldraad. Hij werd vrijgesproken. Overigen De gedwongen evacuatie en inundatie in februari 1944 waren voor veel inwoners vanzelfsprekend zeer ingrijpende en emotionele gebeurtenissen. In Brouwershaven konden aanvankelijk nogal wat burgers achterblijven, het stadje bleef immers grotendeels droog. Bij de tweede evacuatiegolf in augustus moesten opnieuw vele honderden personen vertrekken, onder wie ook de 6l-jarige ongehuwde A. J. Hocke, zuster van de akkerbouwer F. Hocke van de boerderij Mon Genie, net buiten het stadje. Maar aan de vooravond van haar vertrek bleek zij zich van het leven te hebben beroofd, naar haar broer verklaarde omdat zij zich niet over het feit van haar op til zijnde evacuatie heen had kunnen zetten. Cornelis J. Braam was geboren met een beperking en woonde bij een tante in Oosterland tot hij in 1942 op bevel van de bezetters werd overgebracht naar de Willem Arntszhoeve in Den Dolder. Daar is hij in 1944 gestorven, naar mag worden aangenomen door systematische verwaarlozing door de nationaalsocialistische leiding. Een oorlogsslachtoffer van geheel andere aard was Cornelis J. Jonker uit Haamstede. Die was in Leiden ondergedoken om aan de arbeidsinzet te ontkomen. Hij werd daar ernstig ziek maar durfde zich als onderduiker niet bij een ziekenhuis te melden. Hij overleed aan de gevolgen van een blindedarmontsteking. Zijn vader was een van de 'Tien van Renesse' en zou drie weken later ter dood worden gebracht. In Nederlands-Indië kwamen verschillende geboren Schouwen-Duivelanders om 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 127