van de zeevisserij. Groot was het verzet van de haringreders in Vlaanderen, Zeeland en Holland. Haringbuizen waren niet geschikt om als oorlogsbodem te fungeren. Bovendien zouden de eigenaren van de andere buizen met enorme kosten worden geconfronteerd om zo'n tiende haringbuis te financieren. Maria van Hongarije was onverbiddelijk en verbood de haringvissers tot 1 september om uit te varen. Uiteindelijk werden de drie zeegewesten het eens. Zij zouden gezamenlijk een oorlogsvloot van 22 a 23 schepen in zee brengen. Onder druk van Maximiliaan stelden de Zeeuwse Staten zes oorlogsschepen beschikbaar, bemand met vierhonderd koppen. Ook in de jaren 1549, 1552-1555 en 1557-1558 werden soortgelijke maatregelen genomen. Maximiliaan trachtte nog wel ruimte te geven aan de Zeeuwse ideeën om in plaats van de kostbare uitrusting van oorlogsschepen weer over te stappen op een ouder, vertrouwder en goedkoper middel: de aanschaf van vrijgeleiden. De landvoogdes hield echter vast aan de uitrusting van oorlogsschepen. Dankzij deze inspanningen werd de haringvisserij een aantal jaren daar waar mogelijk effectief beschermd.23 Kwaliteitseisen Naast de veiligheid op zee was ook de kwaliteitsbewaking van de haring keer op keer een punt van zorg voor Maximiliaan van Bourgondië en de bestuurders van zijn stad Brouwershaven. In 1470 stond Brouwershaven met onder andere Veere, Vlissingen, Westkapelle en Zierikzee op een zwarte lijst van steden die volgens afnemers in Keulen, Frankfurt en andere Duitse Rijnsteden sjoemelden met de haring. De vis werd volgens hen te vroeg gevangen, onvoldoende gezouten en slecht verpakt. Te vaak kwam het voor dat de kopers kwalitatief slechte haring onder in een ton vonden.24 Enkele jaren later klaagden Keulse haringkopers opnieuw bij het stadsbestuur en bij andere Zeeuwse steden over de kwaliteit en 'de materie van de koopmanschap' van de geëxporteerde haring. Het Keulse stadsbestuur eiste dat hiertegen maatregelen zouden worden genomen.25 Ook in latere jaren bleven klachten binnenstromen. Geen reclame voor hét exportproduct van de stad. Maximiliaan was er alles aan gelegen om dit soort terugkerende wantoestanden te voorkomen. De hele bedrijfstak pakte hij aan. Met 63 voorschriften, van het uitreden van de haringbuizen, de arbeidsverhoudingen, hoe de haring te verpakken tot aan de verkoop, trachtte Maximiliaan voorgoed af te rekenen met de misstanden. Voorschrift 1-29: Aanvoer, kwaliteitsbewaking en verkoop: Alle stierlieden die in de haven van Brouwershaven met haring of andere vis arriveerden, waren verplicht hun vangsten via de afslag te verkopen, de zogenoemde afslagdwang. Elke stierman die op haring was uitgevaren, moest na afloop van zijn haringreis onder ede verklaren hoe groot de vangst was die 'haer Godt van den reyse verleent' had. Op basis van deze informatie dienden zijn reders later het pond-, kaai- en kerkengeld te betalen aan degenen die deze belastingen hadden gepacht. Als een stierman uit Brouwershaven onverhoopt elders zijn vangst aan land bracht, moest hij desondanks de verschuldigde belastingen betalen. De stadsomroeper kondigde steeds de verkoop aan. In het bijzijn van de baljuw en een burgemeester of twee schepenen konden haringkopers tussen 9.00 en 12.00 uur 'ter stoele' de haring kopen. Voorafgaande aan de afslag beoordeelde de stadskeurmeester de kwaliteit van de aangevoerde haring. Hij mocht daarvoor in de haringbuis per last twee of drie tonnen openen. Afhankelijk van de aanvoer werd een aantal lasten haring tegelijk verkocht. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 15