Deze tekst zegt niets over buitenverblijven. Mochten ze al gediend hebben als buitenverblijf, dan waren ze voor de schrijvers van dit boek niet opmerkelijk genoeg om te vermelden. Andere waren afgebroken. Dat lijkt het geval met de hofstede De Muye in Nieuwerkerk: een kaart ervan uit 1777 toont een oprijlaan en een omgracht perceel, terwijl de boerderij daarnaast staat. Het vroegere herenhuis kan op het eilandje hebben gestaan en was volgens de Visscher-Romankaart eigendom van een heer (De) Knuyt. Het verdwijnen van de buitenverblijven is enigszins af te leiden uit de zogeheten veldboeken. Dit zijn registraties van grondeigendom ten behoeve van de polderbelasting. Voor de heerlijkheden Nieuwerkerk, Capelle en Ouwerkerk is er een bewaard uit 1653 en van de Vierbannen zijn veldboeken voorhanden uit 1730 en 1765.16 Als een hofstede eigendom was van iemand uit de stad, kon dit betekenen dat het een buitenverblijf was. Dat gold met name wanneer het huis niet verpacht was. De boer kon dan als werknemer op de hofstede wonen, zoals ook op Walcheren voorkwam. In de Vijfde Maat in Nieuwerkerk lag in 1653 een hofstede van raadsheer Huybrecht Steengracht, met 25 gemeten landbouwgrond erbij. Het 'huys' was verpacht aan Job Crijnse Lorre. In 1730 was dit huis eigendom van de advocaat-fiscaal Mattheus Wijkaard. In 1765 bleek baljuw Cornelis Duncan eigenaar, samen met Jan Macquet. Het 'huys' was niet verpacht, maar werd kennelijk bewoond door deze lokale functionaris. Het is niet uitgesloten dat Macquet, een Zierikzeese arts, een deel van de hofstede als buitenverblijf gebruikte. Duncan had er vlakbij een tweede hofstede. In de Zevende Maat in diezelfde heerlijkheid had Claes Willem Hallinckse in 1653 een hofstede 'daer sijn huys op staet'. Dit bleek in 1730 eigendom van Pieter Pous, lid van het Zierikzeese stadsbestuur: deze bezat 'de hofsteede daar het huys op staat, met den boomgaard voor de deure'. In 1765 was deze in bezit van Cornelis de Jonge en anderen, die het huis hadden verpacht aan Cornelis Adriaan Lemsom. Het ambachtsherenhuis in Botland was in 1653 al verdwenen: Jacob van der Hooghe was eigenaar van "t hof daer 't huys op gestaen heeft, twee blocken achter 't huys tusschen het wegelinck en de Steenswaen'. Rond het dorp Nieuwerkerk lagen boomgaarden, waarvan er enkele midden zeventiende eeuw als buitenverblijf in gebruik waren. Zo had burgemeester Pieter de Witte 'eenen jongen boomgaert daer een hoofken in leyt, loopende oost ende zuyd om de stadtsboomgaert met de weye', met een oppervlakte van zes gemeten. In het Oude Nieuwland hadden de erfgenamen van Pieter Gillis 'een boomgaert met xiiii r[oeden] dreve daer een huysjen op staet' van aiim een gemet groot. Tot slot had Marinus Tonisz. Brouwer daar vlakbij "t boomgaertken daer 't huys op staet'. Dergelijke boomgaarden met een 'huysken' als buitenverblijf lagen ook in Noordgouwe en dicht bij Zierikzee. In 1730 lag in de Twaalfde Maat van Nieuwerkerk een 'hof' van juffrouw Pieterson, 'daar haar huys op staat'. In de Eenentwintigste Maat lagen 43 gemeten land in 'het bevang daar de houve van den pensionaris Gerbrand de Jonge in staat'. In de Drieëntwintigste Maat bezat Nicolaas van der Schatte een 'houve' met 27 gemeten land. In Noordgouwe beschikte Van der Schatte over het buitenverblijf Bleykzigt, zodat onduidelijk is of hij zijn Nieuwerkerkse hoeve eveneens als zomerverblijf gebruikte. De hofstede van de erfgenamen van de president Bartholomeus Cau, met 73 gemeten land erbij, was in 1765 in bezit van de erfgenamen van Iman Mogge van Haamstede. Zij hadden deze verpacht. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 26