Hofstede bij Ou
werkerk, op de Vis-
scher-Romankaart
aangeduid met 'J.
Oortsen", foto 1953
(Particuliere verza
meling)
In de Achtste Maat in Ouwerkerk stond de boerderij die later Situé Haut heette.
Deze was in 1730 eigendom van de raadpensionaris van Zeeland, Jacob Verheye. Hij
had de hofstede met 22 gemeten land verpacht. In 1765 bleek de schout Leendert
Berman er eigenaar van te zijn. Hij woonde in Ouwerkerk en was een van de
grootste grondeigenaren van Duiveland.
Ook de hofstede in de Veertiende Maat kwam in handen van een lokale eigenaar.
In 1730 was sprake van Jan Oortses erfgenamen die 45 gemeten grond bezaten 'met
de hofstede daar de hoeve op staat, den boomgaard met de dreve, strekkende tot
het blaauwe hekken'. In 1765 was dit eigendom van Leendert van Oeveren. Het hek
ontleende zijn naam waarschijnlijk aan de arduinstenen hekpijlers. Dit liet de nieuwe
eigenaar intact, een teken van standsbewustzijn van deze welgestelde landbouwer.
Een van de laatste hofsteden van het zeventiende-eeuwse type lag ten zuiden van
Bruinisse. In 1741 was sprake van een 'buitenplaats', die toen werd bewoond door
Cornelis Keetlaer, baljuw en raad van Goes. Zijn zoon Gillis Clement Keetlaer,
oud-schepen en raad van Zierikzee, verkocht in 1765 een 'herenhuyssinge en stal,
mitsgaders een hofstede' met zestig gemeten bos, 'plantage' en landbouwgronden.
De koper was Johan Andries Stieren uit Zierikzee, die in diezelfde tijd nog meer
boerderijen in die omgeving verwierf. Diens erfgenamen verkochten in 1797 het
herenhuis met koetshuis en boerderij aan de Bruse schepen Frans de Vriese.17 Tot
slot lag er in Oosterland een buitenplaats die Sara de Kanter in 1803 naliet aan haar
kinderen. Deze is waarschijnlijk niet lang daarna afgebroken.18
Op Duiveland waren in het midden van de achttiende eeuw geen buitenverblijven
van betekenis meer te vinden. Indirect kan dit deels veroorzaakt zijn doordat
verschillende Zierikzeese regentenfamilies in de loop van de achttiende eeuw
uitstierven. Op zijn beurt zal het geringe aantal buitenverblijven ook weinig
aantrekkingskracht hebben uitgeoefend op stedelingen om zich voor hun zomers
vermaak op Duiveland te vestigen: het buitenleven was immers een onderdeel
van de stedelijke cultuur en daarvoor was het wenselijk om een goed bereikbaar
buitenverblijf te hebben in de nabijheid van andere buitenverblijven.
Ambachtsheerlijke buitenplaatsen
De meest opvallende buitenverblijven die midden achttiende eeuw op Duiveland
25