Zeeland de jachtrechten in de nabijgelegen duinen. Als Gecommitteerde Raad van
Zeeland en Raad in de Admiraliteit van Zeeland namens Zierikzee behoorde hij
tot de aanzienlijkste regenten van het gewest en zijn buitenverblijf had dan ook
een voorname uitstraling, vooral door de eraan verbonden jachtrechten. Zijn zoon
Willem, die De Helle erfde, was door zijn bestuursfuncties meer verbonden met
Middelburg en het huis zal niet lang daarna zijn functie geleidelijk hebben verloren.
Midden achttiende eeuw was het een boerderij. Dit is illustratief voor de hofsteden
met buitenverblijf in het westelijke gedeelte van Schouwen: hoewel ze een groot
deel van de zeventiende eeuw dienst deden als buitenverblijf voor voorname
Zierikzeeënaars, verloren ze uiteindelijk hun functie. De stedelijke eigenaren
bleven weg, vertrokken naar Middelburg of verder weg om daar bestuursfuncties te
bekleden en de hofsteden kwamen in handen van lokaal woonachtige personen.29
Dat lag anders in Noordgouwe. Deze polder beschikte over zoet water, wat het een
geschikte plaats maakte voor de vestiging van linnenblekerijen en fruitboomgaarden.
De buitenplaatsen bleven deel uitmaken van het economisch verkeer. De
inrichting ervan werd voortdurend aangepast aan het streven van de eigenaren
om de onderhoudskosten te kunnen dekken en hun financiële risico's te spreiden.
Hakhoutbossen werden aangelegd en gerooid, delen van het terrein werden
gebruikt voor de meekrapteelt en fruitboomgaarden bedienden de stedelijke markt.
Door deze flexibele inrichting van de buitenplaatsen konden ze in Noordgouwe tot
in het begin van de negentiende eeuw in stand blijven.30
De belangrijkste overeenkomst tussen Noordgouwe en Duiveland was de afstand
tot de stad. Die maakte dat er in de jaren twintig van de zeventiende eeuw in het
zuidelijke deel van Noordgouwe, net buiten de grenzen van Zierikzees rechtsgebied,
een herberg was te vinden, die later gezelschap kreeg van ten minste drie andere
uitspanningen. Stedelingen richtten er kleine optrekjes in voor het vermaak, vaak
gelegen in de boomgaard van hun boerderij. Deze dienden meestal voor een
eendaags verblijf. De polder was zomer en winter bereikbaar over een dijk, beschut
tegen wind en zeewater en lag tot slot langs de voornaamste verkeersroutes over
Schouwen. Deze factoren maakten Noordgouwe een geliefde plaats voor stedelingen
om er zich te vermaken op buitenverblijven, in herbergen of spelerijdend langs de
wegen met hun fraaie wegbeplanting.
Besluit
Het buitenleven op Duiveland was van korte duur: ontstaan in de eerste decennia
van de zeventiende eeuw, was het in het eerste kwart van de achttiende eeuw al
grotendeels verdwenen. Het beperkte zich tot hofsteden met een kamer voor de
eigenaar. Deze hadden geen deel aan de lust tot verfraaiing van buitenhuizen en
tuinen die eind zeventiende eeuw sterk toenam en ook nu nog ons beeld van een
rijk buitenleven bepaalt. Daardoor zijn ze vrijwel in de vergetelheid geraakt. Uit het
voorgaande blijkt dat Duiveland over elementen beschikte die het een aantrekkelijk
gebied maakten voor stedelingen om er een buitenverblijf te vestigen. Het was
over de weg goed bereikbaar vanuit de stad, lag op niet te grote afstand ervan en
er was de mogelijkheid voor stedelingen om grond en boerderijen te verwerven.
Opmerkelijk is dat het op Duiveland vooral ging om leden van het Zierikzeese
stadsbestuur.
Dat na het midden van de zeventiende eeuw de welvaart van Zierikzee stagneerde,
was er waarschijnlijk de oorzaak van dat veel stedelingen uiteindelijk hun hofsteden
van de hand deden. De goede tijden in de landbouw leidden ertoe dat boeren
31