gegevens op dit punt niet mogelijk. Uit het beschikbare materiaal komen wel enkele
trekken naar voren: markant, streng, veeleisend, 'Een man die door zijn verschijning
en zijn uitstraling groot respect inboezemde.' Veeleisend voor anderen, ook voor
zichzelf. Typerend is zijn houding inzake het houden van een lezing tijdens een
bijeenkomst in de vrijmetselaarsloge. Elk lid had de plicht periodiek een lezing te
verzorgen. Toen Helder voorzittend meester was in Zierikzee kreeg men soms pas
na een paar jaar de opdracht een lezing te houden. Dan nog was er het risico dat
de strenge Helder minzaam zei dat 'de spreker nog maar een jaartje moest wachten
met zijn verhaal'.6 In diezelfde richting wijst ook de raad die hij meegaf aan een
jongere collega:7 'Werk! Werk! Het doet er niet toe wat, maar werk. Blijf frisch.' Ook
vrijheid was een bepalende trek in het denken en handelen van Helder. Hij vraagt
het voor zichzelf maar ook voor anderen. Het strookt met zijn modern-theologische
instelling en bepaalt zijn politieke en kerkelijke oriëntatie. Een enkele maal verschijnt
de naam van Helder in een lijst van personen die een liberale kandidaat aanbevelen
voor de verkiezingen van de Tweede Kamer in de zomer van 1891.8 Wanneer
Helder iemand aanbeveelt als kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen die
zowel liberaal is als rooms-katholiek en dit blijkt reglementair niet mogelijk te zijn,
trekt hij zijn voorstel in maar voegt daaraan wel toe: 'Het Katholicisme kan geen
reden zijn iemand te weren.' Ook daarin spreekt zijn neiging tot vrijheid.
Ook in het kerkelijke leven pleit Helder telkens voor vrijheid en gezien de
polariserende sfeer in de verhouding destijds tussen met name orthodoxen en
vrijzinnigen was dat zeker niet vanzelfsprekend: het vereiste eerlijkheid en zedelijke
moed. Herhaaldelijk werden in classicale vergaderingen consideraties gevraagd over
voorstellen van de synode. In de desbetreffende discussies hoorde men dan Helder
(al dan niet als voorzitter van de vergadering) pleiten om de zaak niet vast te leggen
maar vrij te laten. Bijvoorbeeld over een voorstel om de duur van de theologische
studie vast te stellen en eveneens de plaats waar die studie gedaan was. De notulen
tekenen aan: 'De hr. Helder wenscht in dezen vrijheid wat betreft beide punten.'9
Evenzo sprak Helder ten aanzien van een voorstel tot wijziging van het Reglement
op de Kerkenraden: 'De heer Helder wil het geheel vrijlaten.'10
Onder meer met die diepgewortelde neiging tot vrijheid zal het samenhangen dat
Helder in staat was vergaderingen op een onpartijdige manier te leiden, ook wanneer
er een gevoelig onderwerp aan de orde was. Enkele malen worden zijn uitnemende
en onpartijdige leiding vermeld (waarna volgens de notulen algemeene toejuiching'
volgt).11 Bij zijn afscheid als voorzitter van de classis Zierikzee werden met name
zijn wijsheid en onpartijdigheid vermeld.12 Dat Helder in de vaak felle strijd der
richtingen, die niet steeds met oprechte middelen werd gevoerd, absoluut geen
'partijman' wilde zijn, zal zeker ook in relatie staan met deze drang naar vrijheid.
Naast kerkelijke vervulde Helder ook in het maatschappelijk-sociale leven diverse
functies. Hij was enige tijd voorzitter van de afdeling Zierikzee van Toonkunst
en in 1890 werd hij namens het plaatselijke Departement afgevaardigd naar de
Algemene Vergadering van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen te Amsterdam.
Herhaaldelijk treft men zijn naam aan als lid of als voorzitter van een comité dat als
doel heeft verlichting van een vorm van maatschappelijke nood, bijvoorbeeld een
Comité tot Steun aan de Stille Armen.13 Hij is wijkcommissaris van de Vereniging
tot Wering van Armoede. Omstreeks 1899 is er in Zierikzee een Vereniging
Schoolkindervoeding, die actief is voor 'ordentelijke, leergierige kinderen die te
weinig voeding krijgen om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen'. Helder
treedt op als voorzitter. De Vereniging deelt mee dat '2285 maaltijden zijn verstrekt
35