In zijn lange predikantenbestaan had Helder veel ontwikkelingen aan zich
zien voorbijgaan. Hij had opkomst, bloei en neergang van de moderne richting
meegemaakt en latere ontwikkelingen in het vrijzinnig protestantisme waaruit
een rechtse en een linkse stroming ontstaan was. Menig modern predikant
had de kerk verlaten (Pierson, Busken Huet, Matthes, Jorissen en anderen). Zij
meenden dat de kerk niet meer het geschikte instrument was om de komst van
het godsrijk te bevorderen. Helder was gebleven. Hij zag in de Kerk21 'godsdienstig
gezinde menschen, die behoefte hebben om door onderlinge samenkomsten hun
godsdienstig gevoel te versterken. Tot eene christelijke kerk of gemeente behooren
zij, die, christelijk godsdienstig gezind, na belijdenis, bevestiging en aanneming,
daarin zijn opgenomen.' Alle nadruk wordt hier bij het spreken over kerk gelegd
op innerlijke beleving. Naast godsdienstige gezindheden spreekt Helder ook van
godsdienstige stemmingen of van zielservaringen. De betekenis is identiek. Daar -
in het innerlijk ervaren - ligt het beslissende want daarop berust godsdienst. Het
is als een echo van het geluid dat de Groninger Richting, die godsdienstig leven
en opvoeding in het gezin Helder bepaalde, had doen horen: het wezen van de
godsdienst ligt in het gevoel. Elders zegt hij dat als volgt: 'Godsdienst, innerlijk
opgevat, is gevoel en dat gevoel, evenals elk ander diep en fijn gevoel, behoort
tot het "onuitsprekelijke" (Rom. 8:26). Godsdienst is vereering van en onbepaald
vertrouwen op eene Hoogere Macht.'22 Niet dat de leer voor Helder onbelangrijk is,
maar ook zij behoort, evenals geloof, te wortelen in het godsdienstig gevoel. Een
louter verstandelijk beredeneerde geloofsleer of een leer die voor altijd vaststaat, kan
voor Helder niet bestaan. 'Men belijdt wat men na onderzoek en nadenken beseft,
38
Ds. AI lard Pier son, Amsterdam, 8 april 1831-
Almen, 27 mei 1896 (Wikipedia)
Ds. Conrad Busken Huet, Den Haag, 28 dec
1826-Parijs, 1 mei 1886 (Wikipedia)