erkent en gelooft. Men drukt dat uit in zijn eigen woorden of in die van een ander waarmede men instemt...' Een persoonlijke, zelfgeschreven belijdenis dus. Een gemeenschappelijke geloofsbelijdenis voor een zekere tijd zou mogelijk zijn, waarin niet zozeer het begrip als wel de stemming wordt teaiggegeven. Toch is het beeld van Helder van wat Kerk is niet puur spiritualistisch (uitsluitend samengesteld uit gevoelens). Zijn Kerk kent ook een objectief moment: men wordt lid na belijdenis, bevestiging en aanneming. Deze traditie van opneming in de Kerk blijft voor hem van belang, naast andere vaste liturgische vormen, liederen en gebeden. Zo was Helder gebleven. Hij had de Kerk niet afgeschreven: 'De Kerk der toekomst, bij vrijzinnige christenen, zal gegrond zijn op vromen zin en niet moeten berusten op het behagen scheppen in letterkundige voordrachten. Daar zal het onder andere niet meer als een teken van "ontwikkeling" gelden, als iemand aan het door den voorganger uitgesproken gebed niet meedoet, maar rondziet; als een ander bij het biddend lied der gemeente tot Jezus Christus zwijgt, omdat men "den profeet van Nazareth" niet op die wijze kan verheerlijken.'23 Zo bleef hij de Kerk zien als bruikbaar instrument voor de bevordering van 'het godsrijk zoals Jezus het wilde stichten'.24 In die Kerk wilde hij dienen niet als predikant van een groep, partij of afdeling. Herhaaldelijk verzet hij zich daartegen uitdrukkelijk, bijvoorbeeld tijdens een discussie over het beroepen van een derde vrijzinnige of een tweede orthodoxe predikant, met de volgende woorden: 'Zo dikwijls bleek het dat partijleuze de hoofdzaak was, naam en weinig meer dan naam, geen innige vroomheid, geen christelijke gezindheid, geen zedelijke ernst. Daarop kwam het aan; van welken kant het kwam, dat was voor hem een bijzaak, als de heilige geest maar werkte hij hecht o zoo weinig waarde aan die namen orthodox en modern en acht het een ramp dat ook in deze gemeente25 die grenslijnen zoo scherp zijn getrokken. Hij zal blijven protesteeren tegen al degenen die deze partijnamen stellen boven het eene noodige dat gemeenschappelijk is en door beide richtingen wordt bevorderd.'2^ En in een andere vergadering wanneer het over dezelfde materie gaat: '...dat hij zich gevoelt predikant niet van een bepaalde richting van de Hervormde gemeente van Zierikzee. Welke predikant hier ook komen zal, hij belooft jegens hem de grootste welwillendheid te zullen betrachten maar hij zal ook op zijne rechten staan en die handhaven ook wat de regeling der preekbeurten betreft.'2 En nogmaals: 'Hij voor zich wil geen leeraar zijn van een zekere fractie maar van de Hervormde Kerk en van de Hervormde gemeente waarin hij werkzaam is, in haar geheel. Hij verkiest niet geplaatst te worden in eenig loketje; integendeel hij wil trachten te voldoen aan onderscheidene behoeften.'28 Zo verenigde Helder in woord en in houding enerzijds duidelijkheid en beslistheid omtrent zijn eigen moderne positie met anderzijds ruimte die hij aan andersgelovigen liet. Een grondhouding die in deze dagen van richtingenstrijd opvallend is. De figuur van Jezus Christus had in het geloof van Helder een bijzondere plaats. In een boekje uitgereikt bij het verlaten van de zondagsschool lezen we: 'Vergeet niet de naam van Jezus Christus, 't Is de naam van den mensch die het zuiverst Gods liefde in zijn hart heeft gevoeld, van den profeet, die met zijn geestesoog eene wereld heeft gezien, waarin die liefde door alle menschen erkend zou worden, van den prediker, die haar verkondigde met zijn woord, en met de daad omzette in menschenliefde, van den held, die zijn leven prijsgaf, waar het gold de keuze tusschen dat leven en Gods wil.'29 Mens, profeet, prediker, held... In dergelijke bewoordingen gaf het oude modernisme de betekenis weer van de historische Jezus. Voor de Christus had men geen belangstelling. Die belangstelling ontstaat 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 41