die genomen kon worden om de orde te herstellen. Aan het bijwonen van de lessen kon hij niet langer meewerken. Evenmin wenste hij de wanorde te tolereren en kondigde aan dat hij bij herhaling zelf de les zou afmaken. Konden deze maatregelen de goedkeuring niet wegdragen of wilde de gemeenteraad de toestand niet verbeteren voor het volgende schooljaar, dan zou De Bruyne eervol ontslag vragen als directeur. Daarmee stelde hij het gemeentebestuur een ultimatum, 'omdat ik alleen aan het hoofd wil staan van een goede school, zooals de Zierikzeesche hoogere burgerschool was voordat Dr. Vollgraff er aan verbonden werd'. Met de behandeling van het voorstel in de gemeenteraad was de zaak publiek geworden. De Zierikzeesche Nieuwsbode berichtte er op 3 juli over. Het werd het gesprek van de dag. Vanzelfsprekend op de eerste plaats onder de leerlingen van de HBS. Daar werd al gemompeld dat mejuffrouw Valeton de volgende zou zijn die zou worden ontslagen, omdat ook in haar klassen het vaak een groot kabaal was. In het nummer van zaterdag 7 juli kwam redacteur A. Frankel er uitgebreid op terug.2 Het redactionele commentaar kreeg als titel mee: 'De Zaak-VOLLGRAFF'. Allereerst hekelde hij het indertijd genomen besluit dat hij niet mocht schrijven over zaken die nog in de gemeenteraad behandeld moesten worden op straffe dat hij de ter inzage liggende stukken niet meer mocht inzien. De volgende die over de hekel werd gehaald, was de directeur van de HBS, wiens naam ongenoemd bleef. Al voor de komst van dr. Vollgraff heerste er een 'geest van tuchteloosheid, een geest van verzet gedurende de lessen'. Met het ontslag van dr. Vollgraff zou de toestand op de HBS niet verbeterd worden. Het verzet zou zich op een andere leraar richten. 'En het gevolg daarvan zal zijn, dat in het vervolg over het lot der leeraren niet in de raadszaal van het stadhuis zal beslist worden, maar door de jongens op de schoolbanken.' Nog moeilijker zou het worden leraren aan te trekken. De Zierikzeesche Nieuwsbode noemde het voorstel ten aanzien van dr. Vollgraff'een onverdiende rechtskrenking'. Door het besluit hem te continueren tot 31 december kreeg dr. Vollgraff recht daarop. Tenzij hij zich aan ongeoorloofde handelingen had schuldig gemaakt. Alleen dat hij geen orde kon houden, was het motief. 'Sedert wanneer is dit in Nederland een vergrijp. Sedert wanneer geldt in ons vaderland de leer, dat niet hij, die misdoet, maar de persoon jegens wien misdaan wordt, gestraft wordt?', zo waren de retorische vragen van redacteur Frankel. Hij werd nog feller toen het ging over Vollgraffs oorvijgen: 'Hoe bespottelijk breed is zoo een toegediende klap niet uitgemeten!' Het blijkt dat de redactie inzage had gekregen in een van de brieven die dr. Vollgraff had ontvangen van B en W, want daaruit werden passages aangehaald. Dramatisch werd de toon van de krant: Aldus schrijft in de 20ste eeuw in het vrije Nederland het Dagelijksch Bestuur der stad Zierikzee aan een man, die akademisch gevormd, doctor in de philosophie3 is, een eminent geleerde, die naar het getuigenis van mannen, die het beoordelen kunnen, het nog eens in de wetenschappelijke wereld ver zal sturen.' Ook burgemeester Vermeijs werd gehekeld: 'In het licht van dit schrijven beschouwd is de sympathie, die men voorgeeft voor dr. Vollgraff te gevoelen, en waarvan in den Gemeenteraad de voorzitter zoo hoog opgaf, slechts bittere ironie.' Aangezien dit gesproken was in de besloten vergadering wordt duidelijk dat een of meer raadsleden de verklikkers waren. Was dat Fokker of De Crane? De eerste was voorzitter van de commissarissen en de tweede aandeelhouder van de naamloze vennootschap die de krant uitgaf. Redacteur Frankel vond dat de 'genezing van de ernstige kwaal, waaraan de Hoogere Burgerschool lijdt' langs andere wegen gevonden moest worden. Hij kwam met drie voorstellen. 1. De directeur en de leraren moesten de handen ineenslaan tot herstel 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 65