van orde en tucht. 'Antipathie en vijandschap moeten ter zijde gesteld worden om
plaats te maken voor de ééne gedachte van krachtige samenwerking.' 2. De ouders
moesten de leerlingen wijzen op hun plicht om beleefd en voorkomend te zijn
tegen hun leraren en deze te eerbiedigen. 3. De leerlingen moesten doordrongen
worden van het bewustzijn dat alle kennis die ze opdeden, niets te betekenen heeft
zolang ze zich niet als beschaafde jongelui weten te gedragen.
De eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad was op zaterdag 14 juli.
Opnieuw werd gestemd over het voorstel van Ten Haaf om het voorstel tot ontslag
van dr. Vollgraff aan te houden. Dit keer werd het verworpen met zeven tegen
vijf. De vijf tegenstemmers waren de raadsleden De Crane, Koopman, Fokker, Ten
Haaf en Van den Bout. Daarop kwam het voorstel zelf in bespreking. Het raadslid
De Muralt was de vorige keer niet aanwezig en verklaarde tegen het voorstel te
zijn. Hij vond dat de inspecteur als 'boeman' werd gebruikt om dr. Vollgraff weg
te sturen. De Muralt wilde de resultaten van het eindexamen afwachten. Hij had
op dat punt nieuws. Bij zich had hij de uitslag van het schriftelijk gedeelte. Daaruit
bleek dat de cijfers voor de vakken van Vollgraff gunstiger waren dan die van de
kandidaten in Goes. Zijn conclusie was dat dr. Vollgraffs onderwijs 'niet zoo slecht'
was en bovendien had hij leerlingen, die achterop waren, belangeloos lesgegeven.
De Muralt wilde de toekomst van Vollgraff niet 'vernietigen' en ontraadde daarom
ten sterkte het voorstel.
Raadslid Koopman sloot zich bij De Muralt aan. Cruciaal was wat Van der Vliet zei.
Hij was van mening veranderd en verklaarde nu tegen het voorstel te stemmen.
De goede resultaten van het schriftelijk deel van het eindexamen waren daarvoor
de reden en hij wilde weten of die informatie juist was. Koopman wist aan te
vullen dat dr. Vollgraff had aangedrongen op een ander leerboek, maar dat niet had
gekregen.4 In dat andere boek stond wat nu gevraagd werd op het eindexamen.
Het raadslid H.C. van den Ende toonde zich verwonderd dat zij die vroeger zo
tegen dr. Vollgraff waren - hij duidde zonder hun namen te noemen in ieder geval
op Fokker, Koopman en Van der Vliet - nu voor hem waren. Van den Ende merkte
op dat het wel degelijk aan de leraar lag of de orde in de klas wel of niet goed
was. Impliciet wees hij erop dat opportunisme een deel van de raad niet vreemd
was en dat zij aan de kern van de zaak voorbijgingen. Het raadslid De Vrieze had
de cijfers van dr. Vollgraff over een heel jaar nagegaan. Daarbij waren verscheidene
achten en negenen maar niemand had vrijstelling gekregen. De cijfers waren niet in
overeenstemming met die van het eindexamen. Bovendien hadden vele leerlingen
bij anderen lesgenomen. De Vrieze zou dan ook voor het voorstel stemmen. De
Muralt vond het betoog van zijn collega vreemd en zijn beschouwing onjuist.
Bovendien hadden slechts weinig leerlingen les bij een ander genomen. Daarop
beschuldigde Koopman De Vrieze ervan dat hij loog. Slechts weinig leerlingen
hadden privaatlessen genomen en zijn vergelijking van de cijfers ging niet op.
Vanwege zijn ongepast taalgebruik werd Koopman tot de orde geroepen door
voorzitter Vermeijs. De Vrieze hield zijn standpunt staande. Wethouder Moolenburgh
wilde ook betekenis hechten aan de resultaten van het eindexamen maar Vollgraffs
orde bleef slecht. Tot slot verklaarde het raadslid mr. H. Polvliet, na hetgeen hij nu
gehoord had, tegen het voorstel te zullen stemmen.
Om het tij te keren, liet de voorzitter, op suggestie van wethouder Moolenburgh, de
brief van De Bruyne voorlezen waarin deze dreigde met het aanvragen van eervol
ontslag. Het was geen handige zet om op deze wijze de discussie onder druk te
zetten. Het raadslid De Crane gaf meteen zijn grote afkeuring over de houding van