L. Koopman, 1927 (GASD ZZG 1343) Mr. A.J.F. Fokker, 1916 (GASD SP 0180) de directeur te kennen. Op voorstel van het raadslid Fokker, die zich niet in de bespreking had gemengd, werd de discussie gesloten en tot stemming overgegaan. Het voorstel werd verworpen met acht stemmen tegen en vier voor, die van Van den Ende, De Vrieze en de beide wethouders Schuurbeque Boeije en Moolenburgh. Alsnog ontslag Wat nu? Op maandag 16 juli 1906 kwam de kwestie aan de orde in de vergadering van B en W. De oplossing was te vinden in de laatste zin van artikel 29 van de Wet op het middelbaar onderwijs. Die gaf Gedeputeerde Staten de bevoegdheid een leraar ontslag te verlenen indien de gemeenteraad dat weigerde of daarin nalatig bleef. Voor dat doel ging nog diezelfde dag een brief uit naar dit college waarbij aangedrongen werd op een spoedige beslissing. Na eerst nog de raadsnotulen te hebben opgevraagd, besloten Gedeputeerde Staten hun leden P.F. Fruijtier en jhr. mr. E.A.O. de Casembroot, vergezeld van de hoofdcommies H.J.G. Hartman, naar Zierikzee te sturen voor nader onderzoek. Inmiddels had ook de inspecteur aan Gedeputeerde Staten verzocht om Vollgraff te ontslaan. Op donderdag 2 augustus vond een hoorzitting plaats in het stadhuis. Gehoord werden de burgemeester, wethouder Schuurbeque Boeije (wethouder Moolenburgh was verhinderd), de directeur, dr. Vollgraff, de voorzitter van de Commissie van Toezicht en de raadsleden De Muralt en De Vrieze. Op 10 augustus deden Gedeputeerde Staten uitspraak. Zij besloten om dr. J.A. Vollgraff (alsnog) met ingang van 1 september ontslag te verlenen als tijdelijk leraar aan de Zierikzeese HBS. Drie dagen later werd het besluit door B en W van Zierikzee aan hem doorgezonden. Vollgraff verbleef toen, wellicht om ontspanning te zoeken, in het 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 67