leraar in de wiskunde en kosmografie aan het gymnasium in Middelburg. Ook daar waren ordeproblemen zodat hij in 1924 ontslag nam. Toch bleef het echtpaar in Middelburg, aan de Heerengracht 92, wonen, wellicht voor hun twee kinderen om daar het gymnasium af te maken. Vollgraff wist te integreren in de Middelburgse samenleving. Van 1925-1928 was hij bestuurslid van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. In 1925 werd hij bestuurslid van de afdeling Middelburg van de Liberale Staatspartij 'De Vrijheidsbond', vier jaar eerder opgericht door een fusie van enkele liberale groeperingen. In 1928 volgde het bestuurslidmaatschap van de Geschied- en Letterkundige Vereniging. Regelmatig hield dr. Vollgraff lezingen op zijn eigen vakterrein en publiceerde hij. Een actief lid was hij van de Schaakclub Middelburg. Vollgraff en zijn gezin keerden in 1931 terug naar Leiden waar hij tot zijn overlijden in 1965 privégeleerde was. In 1913 had Vollgraff met prof. dr. E.C. van Leersum de 'Vereeniging voor Geschiedenis der Genees-, Natuur- en Wiskunde' opgericht. Hij was daaraan verbonden als bibliothecaris, secretaris en vicevoorzitter. In 1963 werd Vollgraff benoemd tot erelid. In 1936 werd hij redacteur van het in 1896 opgerichte tijdschrift Janus. Revue internationale de Vhistoire des sciences, de la médecine, de la pharmacie et de la technique. Van 1947-1953 was dr. Vollgraff verbonden aan de Académie internationale d'histoire des sciences, eerst als vicepresident en vanaf 1950 als president. Vollgraff werd een specialist ten aanzien van Christiaan Huygens. Zijn levenswerk was de voltooiing van de uitgave van de nagelaten geschriften van Huygens. In 22 delen werden de correspondentie en de werken van deze vermaarde wis- en natuurkundige gepubliceerd, voorzien van uitvoerige inleidingen en toelichtingen. H.A.M. Snelders karakteriseerde Vollgraff als 'een uiterst bescheiden en beminnelijke persoonlijkheid en onze Huygenskenner bij uitstek'. Eredoctoraten kreeg Vollgraff toegekend van de universiteiten in Gent en Leiden. In de biografieën wordt met geen woord gerept over zijn loopbaan in het onderwijs. Het was een periode die Vollgraff in de mist van het verleden had laten verdwijnen. Conclusie Het dienstverband van dr. J.A. Vollgraff als leraar aan de Hogere Burgerschool in Zierikzee was van korte duur. Het cursusjaar 1905-1906 verliep voor hem dramatisch vanwege ordeproblemen. Hij bleek niet in staat, de adviezen van directeur J.A. de Bruyne ten spijt, om daarin verandering te brengen. Zijn geval stond niet op zichzelf. Aan academisch gevormde leraren werden geen onderwijskundig-didactische voorwaarden gesteld. Dit in tegenstelling tot degenen die het leraarschap bereikten door het behalen van een middelbare onderwijsakte. Inspecteur K. ten Bruggencate, op wiens aanbeveling dr. Vollgraff in Zierikzee was benoemd, pleitte in 1914 en 1915 voor een degelijke voorbereiding op het leraarschap voor pas afgestudeerde academici. De opvatting dat wat men goed geleerd had, ook zonder bezwaar anderen kon onderwijzen, was door de praktijk achterhaald. Deze en andere pleidooien hadden uiteindelijk resultaat. Vanaf 1918 werden hoogleraren pedagogiek benoemd aan een aantal universiteiten die zich over de opleiding tot leraar ontfermden.6 De 'zaak Vollgraff' toonde ook aan dat de bemoeienis van een gemeenteraad en een Commissie van Toezicht zodanig kon ontsporen dat de betrokkene de speelbal werd van politieke intriges. Wat dat betreft had een rijks-HBS belangrijke voordelen boven een gemeentelijke. De overname van de HBS door het rijk in 1907 was in de Zierikzeese omstandigheden zeer gewenst. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 73