identiek zijn geweest aan die van zijn collegae op Schouwen-Duiveland. Interessant hoe de schrijver bijna geheel vergeten details nog uit de nevelen van de historie weet op te diepen. Zijn vader had een redelijk grote bakkerij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij naast de broodomzet van zo'n vijftien tot twintig baaltjes meel, nog een aanzienlijk aantal mekken. Dan was er ook nog het zogenaamde loonbakken. Veel boeren brachten het meel naar ons toe. Of wat ook veel gebeurde, dat ik tijdens het brood bezorgen, het meel meenam voor de volgende reis. Ik haalde bijvoorbeeld 's woensdags het meel op, bracht vrijdags het brood terug en nam dan weer het meel voor zaterdag mee. En zaterdags weer het meel voor de maandag. Later werd dat anders. De boeren brachten dan in één keer een hele zak. Maar daar was ik niet zo happig op, liever kreeg ik het afgewogen in een zakje, om enkel maar te bakken en dan weer af te geven. Wat te zeggen van al die zakken in de bakkerij? Daar had ik ruimte voor nodig en nu moest ik al dat meel apart uitwegen, want je had geen hele zak gelijk nodig. Er zat wel meel voor zo'n dertig of veertig broden in zo'n zak en als je er daarvan nu maar twee per keer nodig had... Die boeren wisten precies hoeveel meel er in een zak zat! Dat werd gewogen en het brood wogen ze later weer na. Voor een brood van twee kilo gaven ze drie pond meel. En er kon niet mee gesmokkeld worden, want dat zouden ze je gauw genoeg vertellen! Toen we nog geen kneedmachine hadden, moesten we in een trog met twee man al die zakjes apart kneden. Iedere boer kreeg brood van zijn eigen meel. Dat moest ook wel, want de een had veel betere tarwe dan de ander. We hebben het een keer gehad, in de Tweede Wereldoorlog, dat we 140 zakjes meel hadden staan. Maar dat was een uitzondering. Ik heb nog een paar klanten gekend, die met een teil vol deeg kwamen! En dan werd dat voor slechts drie cent gebakken. Het baal meel wordt gewogentoegewijd is even later de bakker drukdoende met het afsteken en het wegen van het brood 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 93