Mijn grootvader Adriaan Johannes Rotte (1890-1951) heeft nog meegemaakt dat hij op Nieuwerkerk met een kruiwagen zijn mekken langs moest, om het door hen zelfgemaakte brooddeeg, al dan niet opgemaakt in een broodblik, op te halen. En dan maar zien of alles redelijk gerezen was, wanneer de oven op temperatuur was. Voor hedendaagse begrippen onvoorstelbare zaken, maar de bakker was daar nu eenmaal voor! Zo ging het vaak ook rond de feestdagen met krentenbrooddeeg. Geen wonder dat het ingeleverde brooddeeg soms woog als dieplood. Zó zwaar! Gevuld met veel te natte vruchten of veel te veel vruchten. Maar toch viel het mee wat je er achteraf over hoorde. Hier volgt nog een fraai voorbeeld, op Duiveland, uit de beginjaren 1980: Een boerenfamilie gaf de jaren door telkens een mud meel mee aan de bakker. Op beide adressen werd nauwkeurig aantekening gemaakt van de geleverde en ontvangen kilo's. De bakker bekeek de hoeveelheid met zijn vakmansoog en kon een ruwe inschatting maken hoeveel hij voor de aanstaande weken nog nodig had. Regelmatig trok hij het aantal kilo's meel van de geleverde hoeveelheid af. Wanneer hij dagelijks het brood bezorgde, kon hij na enkele weken merken dat hij spoedig nieuw meel nodig had. Men kon als mekke onmogelijk meer controleren of de bakker daadwerkelijk hun ingeleverde eigen meel nog verwerkte tot hun eigen brood. Wat feitelijk overbleef was het voldoen van het klassieke bakloon. Achteraf blijft het verwonderlijk hoe geruisloos snel zo'n eeuwenoud gebruik als loonbakken kon verdwijnen. Zo zijn er vast nog veel meer zaken die, omdat ze nooit zijn vastgelegd, gewoon zijn vervluchtigd in een zich uitermate snel ontwikkelende maatschappij. Vooral in het begin van de twintigste eeuw heeft men zich vaak van het oude vertrouwde gedistantieerd, en, al dan niet noodgedwongen, zich vastgebeten in wat de nieuwe praktisch ingestelde tijd vereiste. De doorsnee bakker kon niet automatisch terugvallen op zijn klantenkring. Ook hij kreeg voortdurend te maken met 'the struggle for life'. Hij was en bleef afhankelijk van hun gunsten. Als kleine middenstander diende hij eindeloos geduld te oefenen, en tegemoetkomend te zijn. Zijn serviceverlening bleef een voortdurende slijtageslag. En nog was des bakkers broodje niet met zekerheid gekocht... Strijd ontstond soms om en rond de mekken. Twistpunt was vaak het gewicht. Ook de kwaliteit van het meel vormde een knelpunt. De een zijn meel was dat van de andere niet.De bakker woog altijd met de wettelijk voorgeschreven, dus geijkte weegschaal, terwijl de klanten zich behielpen met een ulster, doorgaans van slechte kwaliteit. Ruzies en misverstanden waren er dan ook veelvuldig. Slotsom was vaak het verlies van een klant. Het bakkersbestaan als tredmolen Doorgaans ontgaan de meeste bakkersactiviteiten aan de consument. Slechts het eindresultaat geldt. Net zoals tegenwoordig, was dat destijds ook het geval. Hoogst interessant is het om te zien wat er achter de schermen zoal gedaan moest worden, wilde het brood gebakken worden. Want reken maar dat de bakker een druk bezet man was! Hij was bijna letterlijk dag en nacht doende. Hier volgt een opsomming van plichtplegingen, voorafgaande aan het complete broodbakproces. Menig bakkersgebruik gaat terug naar lang vervlogen tijden. Voordat de bakker, doorgaans vroeg, zijn bed opzocht, had hij al voorbereidingen getroffen voor zijn eerste baksessie van de volgende dag. Hij had allereerst zijn administratie goed bijgehouden, voor een juist overzicht van wat er allemaal te doen zou zijn. Op welk tijdstip de nieuwe dag voor de bakker begon, blijft moeilijk te beantwoorden. 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 94