of een zogenaamde 'boluspruum', afkrabsel van de bolusplaten. Daar maakte je vroeger de kinderen nog blij en gelukkig mee. Het klijfhout werd als praktisch hele boom aangevoerd en in de tuin achter het huis klein gemaakt. De mutsaards werden door een los werkman in het bos gereedgemaakt. Als alles aan de kant was, stonden er een flinke mutsaardstapel en een aantal klampen klijfhout in de tuin. In de veertiger jaren van de vorige eeuw verdween de aloude bakoven van het toneel en werd de heetwateroven in gebruik gesteld. Gelijktijdig verdwenen ook de houtstapels uit het vertrouwde beeld. De opslag vers gerooid en gekapt hout ging de tuin in om af te sterven. Het oude hout verdween in de schuur en was dan ook zonder meer dood hout. Na afloop van het bakwerk werd er altijd 's avonds hout gehaald van de buitenstapel als de voorraad binnen wat ging minderen. Tevens werd de ovenruimte, die nog goed warm was, opgevuld met mutsaards en klijfhout. Op die manier kon het dan de gehele nacht broeien en drogen, 's Morgens vroeg werd de oven leeggehaald en daarna 'aangelegd', voor het te stoken vuur. Stookmateriaalongedierte en bakkerijbezoekers Gedurende de achterliggende eeuwen was er nauwelijks sprake van enige ontwikkeling in het bakkersvak. Men borduurde voort op het aloude stramien. Pas met de komst van elektriciteit en de waterleiding veranderde er het nodige. Het tijdstip waarop is uiteraard afhankelijk van de regio. Elektriciteit kwam op Schouwen-Duiveland eind jaren 1920. Wij volgen nu de bakker op de voet en doen dat sprokkelenderwijs uit de herinneringen aan de bakkerspraktijk van het voorgeslacht. Te Oosterland, waar sinds 1 mei 1857 het moederbedrijf van de familie Rotte was gevestigd, herinnerde men zich een grote diversiteit aan stookmateriaal. De oven was uiteraard nog een klassiek model van gemetselde stenen, rechtstreeks gestookt met hout, turf en allerhande afval en rommel. Wanneer er een heg van doornen moest worden opgeruimd, kreeg men er bij de bakker zeker een paar losse centen voor of een krentenbrood voor de feestdagen. Reken maar dat zulke bosjes nog wat extra calorieën warmte gaven! Tussen twee haakjes, wie spreekt over de behaaglijkheid van de ovenwarmte tijdens het toenmalig broodbakken, kan ook niet heen om de chronische aanwezigheid van krekels en kakkerlakken. Deze diertjes schenen zich in elke bakkerij uitermate thuis te voelen. Tijdens het kneden hoorde je onder onze klompen het kraken van de kakkerlakken. Was de bakkerij dan zo'n onhygiënische aangelegenheid? Eigenlijk niet, maar het feit dat er doorlopend gebaiik werd gemaakt van takkenbossen, maakte de aanwezigheid van ongedierte voorspelbaar. Eerlijk gezegd was daar geen kruid tegen gewassen. Verder zorgden de bakkersvrouw en haar dienstmeiden dagelijks voor keurig gedweilde vloeren. Uiteraard hoorde bij het bakkersvak ook het herhaaldelijk 'ziften' van het meel. Voor alle veiligheid en zekerheid! In de jaren dertig van de twintigste eeuw begon zich de crisistijd af te tekenen, werkeloosheid was wat de klok sloeg. In die tijd werd in het koude jaargetijde door de werklozen wat afleiding en warmte gezocht bij de brandende oven. Het kon er dan nog weieens flink aan toe gaan. Bijvoorbeeld het al dan niet met elkaar eens zijn over het lieftallig vrouwelijk schoon. Maar ook de dorpsschandaaltjes werden rijkelijk becommentarieerd. Soms met het gevolg dat met harde hand de bakkerij van bezoekers moest worden ontdaan, want het werk kon er flink onder lijden. Vergeet ook niet de sporen die men achterliet: modder dat meekwam met de vuile klompen

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2017 | | pagina 96