tegenstelling tot andere families, hun positie niet kunnen consolideren en dat
ondanks de gunstige perspectieven. Het hoogste ambt dat in Zeeland bereikt kon
worden was ooit bezet door een Stavenisse. Mr. Cornelis Adr. Stavenisse ^595'
neef van Marinus Stavenisse, was raad, schepen en burgemeester van Zierikzee e
werd in 1630 secretaris van de Staten van Zeeland. In 1641 volgde zijn benoen g
tot raadpensionaris van het gewest.6
Mr Marinus Stavenisse als secretaris en pensionaris
In 1640 werd mr. Marinus Stavenisse door de schepenen benoemd tot secretan
van de stad Voor deze functie viel de keus op juristen. De stad kende twee van
dergelijke functionarissen. Het ene jaar verzorgde een van hen het schrijfwerk. Da
betekende onder meer het redigeren van de resoluties van de raad en de vonniss
van de vierschaar, maar ook de correspondentie. De andere secretaris maakte
deel uit van de afvaardiging van de stad naar de vergaderingen van de Stateni van
Zeeland in Middelburg. Het jaar daarop wisselden beiden van taak. Voor Marin
Stavenisse^was 1640 zfn eersle 'schrijfjaar'. De collega van Marinus was mr. Herman
de Huvbert C1593-1650), secretaris sinds 1625.
In de tijd van Marinus Stavenisse was het nog toegestaan dat zij tegelij *ei ij
win de raadwaYen Dat gold niet voor de functie van schepen. Weliswaar berustte
de leiding van de raadsvergaderingen en van de vergaderingen van schepenen
bij de beide burgemeesters, maar omdat deze functie ieder jaar wisselde, was d
pLkte van de secretarissen een belangrijke. Zij waren de constante tor en w»
hen vormde het ambt een volledige betrekking. Door het raadslidmaatschap was
de invloed van Stavenisse groter dan die van zijn collega De Huybert, die dit m
was. De secretarissen hadden als zodanig geen spreekrecht en nlochten alleen p
uitnodiging het woord voeren. Stavenisse had dat recht echter wel als raadslid.
De voorganger van Stavenisse was mr. Cornelis Rollandt, die in 1639 gnfher vanhe
Hof van Hofland, Zeeland en West-Friesland in Den Haagwas
had net zoals De Huybert, als pensionaris gefungeerd. Toen in 1641 Stavenisses
'schrijfjaar' afliep verzocht hij met succes een aanstelling als pensionaris. D
pensionaris was niet alleen de juridische adviseur van het stadsbestuur, hij was
tevens zoals gebruikelijk, de woordvoerder. Dat kwam vooral naar voren
vergaderingen van de Staten. Door deze benoeming was het woordvoei derschap
gelegaüseeni Van l632 tot 1689 zouden de functies van secretaris en pensionan
gecombineerd blijven. Marinus Stavenisse wist nog iets anders te bere ken. Was
het tot dusverre gewoonte dat een van de twee secretarissen meeging, hij wist te
bereiken dat de beide secretarissen werden afgevaardigd. Van die regel zou ate
weer worden afgeweken. Het traktement van de pensionarissen was 500 gu en
oer iaar voor ieder van hen. Als secretaris ontvingen zij een vergoeding voor hun
verrichte werkzaamheden, die gebaseerd was op wat zij hadden verricht, waardoor
dit elk jaar varieerde. In 1653 bedroeg die vergoeding voor Marinus Stavenisse bij
Jfet betekende ook dat Stavenisse deel uitmaakte van deputaties naar elders om de
belangen van Zierikzee te bepleiten. Voor Stavenisse waren het belangrijke jaren
waarin hij leerde zijn communicatieve talenten te gebruiken. In gevallen waar de
telangen van Zierikzee niet strookten met die van de grootste concurrent binnen
de Staten, Middelburg^ was het steeds zaak een beslissing in het voordeel
lnl644werfnm Herman de Huybert benoemd tot lid van de Hoge Raad in Den
38
Haag. Voor een jurist een flinke promotie. Hij had die benoeming te danken aan de
lobby die vanuit Zierikzee voor hem werd gevoerd en die al drie jaar eerder was
gestart. Stavenisses nieuwe collega werd zijn aangetrouwde neef mr. Job Waersegger
(1610-1649). Deze werd opgevolgd door de talentvolle mr. Justus de Huybert (l6ll-
1682), die in 1664 secretaris zou worden van de Staten van Zeeland. Waersegger
was tevens raad, De Huybert was dat niet.
De bevestiging van zijn positie en aanzien kreeg mr. Marinus Stavenisse in 1646, toen
hij door de Staten van Zeeland werd benoemd tot leenman van de grafelijkheid in
Zeeland beoosten Schelde. Als zodanig was hij een van degenen die de akten van
belening van heerlijkheden en delen daarvan voorzag van zijn zegel. Stavenisses
positie was stevig. Toen hij in 1651 voor de tweede maal in het huwelijk trad, met
Maria de Huybert, wees de stadsraad burgemeester mr. Pieter de Witte en het
raadslid Cornelis Rollandt aan om het huwelijksfeest bij te wonen. Ook een ander
feit wijst op de gewaardeerde positie die Stavenisse innam. De stad bezat een aantal
heerlijkheden en delen daarvan. Om formele redenen moesten die te naam worden
gesteld van een persoon. Bij de heerlijkheden Brijdorpe en Botland werd die eer
gegund aan mr. Marinus Stavenisse.
Nevenactiviteiten
De bestuurlijke en ambtelijke taken vulden vanaf 1640 zijn tijd. Daarvoor, in 1635, was
Stavenisse toegelaten als wijnsteker. Het kopen en verkopen van wijn was een meer
voorkomende activiteit van Zierikzeese regenten. Vermoedelijk is hij ermee gestopt
na zijn benoeming als secretaris. In 1652 kreeg hij opnieuw toestemming om als
wijnsteker op te treden. Wellicht zullen zijn functies, waarin hij intussen ervaren was,
hem weer ruimte hebben gelaten om zich met de wijnhandel bezig te houden. Dat
was echter kort want het stopte met de aanvaarding van zijn nieuwe functie die
met zich meebracht dat hij een groot deel van zijn tijd in Den Haag doorbracht. Dat
gold eveneens voor werk dat Stavenisse incidenteel deed als zaakwaarnemer. Ook
trad Marinus op als ontvanger. Namens zijn neef mr. Cornelis Stavenisse, secretaris
van de Staten van Zeeland, inde hij in 1637 diens aandeel in de tienden en andere
ambachtsheerlijke rechten in de polders Stavenisse, Kempenshofstede en Zuidmoer op
het eiland Tholen. Deze rechten waren afkomstig van hun grootvader Cornelis Willem
Simonse Stavenisse. Mogelijk deed Marinus dit werk ook voor andere familieleden.
Mr. Marinus Stavenisse trad af en toe op ten behoeve van particulieren. Toen in
1653 de onenigheid moest worden beslecht tussen mr. Cornelis Teellinck en zijn
echtgenote Agatha de Witte, ambachtsvrouw van Haamstede, was hij een van de vijf
regenten die hierin als arbiters werd aangesteld. Stavenisse was tevens betrokken
bij activiteiten in Staats-Vlaanderen. Het gebied had zwaar te lijden gehad van de
oorlog en was voor een groot deel geïnundeerd. In het bijzonder na het sluiten
van de Vrede van Munster werd een groot deel van het land opnieuw ingepolderd.
Vanuit Zeeland, Holland en elders was er veel belangstelling om daarin te
investeren. Veel weten we niet over Stavenisses activiteiten daar, net zomin als over
zijn vermogenspositie, maar zoveel wordt wel duidelijk dat hij in de jaren vijftig
betrokken was bij het inpolderen van grond bij Calloo, nu Kallo, gelegen in Oost-
Vlaanderen, aan de westelijke zijde van de Schelde, en in Canisvliet, een polder
dicht bij Sas van Gent.9
Stavenisse en de landspolitiek
Als tweede stad van Zeeland werd van de vertegenwoordigers van Zierikzee
39