betekende dat er regelmatig contact was. Bovendien bleef Stavenisse aan als
van de raad Handig was dat niet omdat Den Haag zijn woonplaats werd Op 3
september 1655 legde hij het raadslidmaatschap neer. In de op die dag gehouc
vergadering dankte hij zijn medeleden voor de ontvangen eer. In p aats van he
raadslidmaatschap verzocht hij om een 'andere radicaleom
als Zierikzees bestuurder aangemerkt te kunnen worden. De
ontslagaanvraag en benoemde hem tot pensionaris-honorair. Aan die functie w<
seen plichten verbonden. Wel gaf het hem het recht om de raadsvergaderingen
hii re wonen en desgevraagd zijn advies in te brengen. Het aan deze functie
verbonden traktement was twee Vlaamse ponden en twaalf schellingen per jaar
(ƒ15-P) Dit symbolische bedrag was gelijk aan de vrijstelling op de accijnzen d e
voor de secretarissen werd betaald." Stavenisse bleef die functie vervullen tot zijn
overlijden Als secretaris en pensionaris werd Marinus Stavenisse opgevolgd door
zï S mr Adrïan de Huybert Cl609-l665>. Hij waS een ach,e,neef van de andere
secretaris, mr. Justus de Huybert.
^rdeT™rn"1™efoegdheden in he, ZiedKzeese s.adsbesu.nn Hij
benoemde onder meer de schepenen, de raden en de baljuw. Die bevoegdheid
kwam na het overlijden van prins Willem II bij de Staten van Zeeland, die dit
od hun beurt overlieten aan de verschillende stadsbesturen In formele zin werd
dft geregeld in een reglement dat in 1651 werd opgesteld cloor het stadsbestuui
en vastgesteld door de Staten. Binnen het Zierikzeese stadsbestuur bestonden
vermoedelijk al voor 1Ó50 mondelinge afspraken over het verdelen van functies^
Maar bij het begin van het stadhouderloze tijdperk werd de noodzaak gevoeld die
afspraken te formaliserenWas het immers tot dusverre de prins d,e zekstandig
een beslissing nam waarop het stadsbestuur slechts beperkt invloed had, in
42
nieuwe tijdvak lag dat anders. Binnen de Zierikzeese magistraat hadden zich twee
groepen gevormd. De spil van de ene groep werd gevormd door Job de Jonge en
familieleden. Daartoe behoorde mr. Marinus Stavenisse. De andere groep had een
losser onderling verband en moet vooral de onderlinge band hebben gevonden
in de omstandigheid dat zij niet tot de andere groep behoorde. Om onenigheden
en moeilijkheden te voorkomen, sloten de twee groepen op 12 januari 1652 een
'contract van correspondentie'. In negen artikelen werd het verdelen van de ambten
tussen de beide groepen geregeld. Uitgangspunt was dat dat over en weer zou
gebeuren. In totaal tekenden 23 regenten, onder wie mr. Marinus Stavenisse. Hij
en de medeleden van zijn groep, aangeduid als 'cabaal', maakten vervolgens
nadere afspraken die op 5 februari daaraanvolgend werden getekend. De regenten
verbonden zich het contract 'secreet te houden ende heiliglijck te onderhouden'.
Tekende Stavenisse in het contract van 12 januari als twee na laatste, in dat van
5 februari tekende hij als tweede, na Job de Jonge. Het is een indicatie voor zijn
invloed.
Het is binnen de op deze wijze gevormde gremia dat de keuzes werden gemaakt
voor de belangrijke ambten. Dat gold ook voor de functie van mr. Marinus Stavenisse
als gedeputeerde namens Zeeland bij de Staten-Generaal. Op 6 april 1654 kwamen
degenen die tot beide groepen behoorden bijeen ten huize van burgemeester mr.
Steven van Bellem. In die vergadering werd besloten dat Stavenisse het eervolle
ambt van gedeputeerde zou krijgen. Vier dagen later werd de beslissing in de raad
genomen. Het was een formaliteit. Het op deze wijze onderling regelen van de
verdeling van ambten zou in zwang blijven tot 1795."
Prins- of staatsgezind
Vrij abrupt kwam in 1650 het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Prins Willem II was
zijn vader Frederik Hendrik na diens overlijden in 1647 opgevolgd als stadhouder.
Het optreden van de nieuwe stadhouder wekte veel wrevel op. Tegen Willems zin
was de Vrede van Munster gesloten en waren troepen afgedankt. Zijn dynastieke
opvattingen riepen aversie op. Daarbij kwam dat hij gehuwd was met Mary Stuart,
een dochter van de Engelse koning Karei I. Toen hij in 1649 werd onthoofd, wilde
Willem interveniëren ten gunste van de Stuarts. Het jaar daarop liet prins Willem
een aantal politieke tegenstanders uit Hollandse steden, onder wie Jacob de Witt
uit Dordrecht, gevangen nemen en opsluiten in slot Loevestein. Een aanslag op de
stad Amsterdam mislukte. Weliswaar werd de ruzie bijgelegd, maar de achterdocht
tegen de stadhouder was groot. Steeds nadrukkelijker werden de regenten in twee
groepen verdeeld: de prinsgezinden en de staatsgezinden.
In dit politieke krachtenveld werden de vooraanstaande regenten gedwongen
kleur te bekennen, openlijk of bedekt. Van Marinus weten we dat hij aanvankelijk
prinsgezind was. Op 5 augustus 1650 schreef de Middelburgse regent Hendrick
Thibaut aan de prins dat hij gesproken had met burgemeester mr. Rochus Mogge.
Die had hem verteld dat zijn zwager Marinus Stavenisse de zaak van de prins was
toegedaan. Daarvan had Thibaut zich kort daarop zelf verzekerd. De Zeeuwse
vertrouweling van de prins schreef dat Stavenisse hem plechtig had beloofd de
stadhouder te steunen. Wanneer hij diens gunst kreeg, zou Stavenisse tonen dat
hij 'in der daet is ende sal blijven een hater van de pertinieuse Hollantse maximes'.
Maar drie maanden later, op 6 november 1650 overleed prins Willem II aan de
kinderpokken. Hoewel acht dagen later een zoontje werd geboren, de latere prins
Willem III, besloten de gewesten, met Holland voorop, deze Oranjetelg niet als
43
Zeeland aan bet eind
van de zeventiende eeuw,
(GASD, THA 0162)