den opgenomen.19 Vaak weten
we niet wanneer of om welke
reden. In veel gevallen ontbreekt
het zelfs aan biografische gege
vens van de gedecoreerden. En
al evenmin valt uit te sluiten dat
het aantal Nederlandse ridders in
werkelijkheid nog hoger dan 72
lag. En zelfs over de vraag hoe
het aantal Nederlandse ridders
zich verhoudt tot het aantal an
dere buitenlanders valt niets met
zekerheid te zeggen. De reden
daarvoor is dat de archieven van
de orde verloren zijn gegaan,
terwijl het tegelijkertijd in de Re
publiek ontbrak aan een centrale
instantie waar dergelijke eerbe
wijzen werden opgetekend en,
meer in het algemeen, aan regel
geving daaromtrent.
Onder de BN'ers die in de Orde
van de Heilige Michaël werden
opgenomen, komen we naast
vlootvoogden als De Ruyter,
Tromp, Witte de With en Johan
Evertsen ook Staatse gezanten
is alleen de ^lissingse burgemeester, koopman en bewindhebber van de WIC
Cornelis Lampsins, eveneens door de Franse gebied
Orde van de Heilige Michaël. Vanwege zijn activiteiten in het Caraibiscn ge 3
ontving hij de titel baron van Tobago.
De installatie van Marinus Stavemsse Heilige
X SoS„TMGeZ:—eul vande
geen melding gemaakj van de biizondere eer die
van 'eenige extra-ordinaris gedeputeerden van Zeelandt. De die dag
56
vergadering van de Staten-Generaal behandelde onderwerpen geven daar geen
aanleiding toe. Kennelijk is in besloten, misschien wel uitsluitend Zeeuwse kring,
toch bij de bijzondere verering stil gestaan.
Er bestaan verschillende documenten met betrekking tot de installatie van Marinus
Stavenisse. Deze stammen oorspronkelijk uit het bezit van Marinus zelf.12 Het betreft
twee originele brieven van Lodewijk XIV, de eerste aan Stavenisse zelf over zijn
opname in de orde, en de tweede aan De Thou met de opdracht de plechtigheid
uit naam van de koning te verrichten, alsmede een 'mémoire', die De Thou als
leidraad diende bij de te verrichten plechtigheden, en de originele oorkonde die bij
de opname in de orde aan Marinus Stavenisse werd verstrekt. De brieven dragen
de datum 24 juni 1661 en zijn ondertekend door de koning en diens minister
van Buitenlandse Zaken, Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne. Het zijn
stukken die in Parijs werden opgemaakt. Ze werden gedateerd op de datum waarop
de installatie zou plaatsvinden, en samen met de voor Stavenisse bestemde keten
aan De Thou toegezonden.
De 'mémoire' geeft interessante details over de installatie. Zo dienden De Thou en
Stavenisse zich te begeven naar 'la plus prochaine Eglise', waar de laatste geknield
en met de hand op de bijbel een eed van trouw aflegde aan de Franse koning, als
soeverein van de orde, en aan de orde zelf. Daarna hing De Thou Stavenisse de
keten van de orde om de hals met de woorden: 'L'ordre vous regoit en son amiable
compagnie et en signe de ce je vous donne le Collier, Dieu veuille que vous le
puissiez longuement porter a sa gloire et a l'exaltation de son Eglise au service du
Roij Souverain dud. Ordre, et vre: honneur au nom du Pere du Filz et du sainct
Esprit.'
Na de plechtigheid ontving Stavenisse de zojuist genoemde documenten van de
ambassadeur. Stavenisse liet de in het Frans gestelde stukken in het Nederlands
vertalen. Van deze vertalingen bestaan twee identieke versies, waarvan er een de titel
'bewijs van de Ridder Ordere van St: Michel en den Adeldom van de heer Marinus
Stavenisse' draagt. Beide bundels bevatten de genummerde vertaling van vijf originele
stukken: naast de beide brieven (nrs. 1 en 2), de oorkonde (nr. 3) en de memorie (nr.
4) is als nr. 5 een vertaling opgenomen van de adelsverheffing van Stavenisse.
Ridder en schildknaap des konings
Ofschoon de Orde van de Heilige Michaël al vanaf het einde van de zestiende
eeuw ook aan niet-edelen werd verleend, bleven adeldom en ridderschap in het
koninkrijk Frankrijk nauw samenhangen. De opname in de orde ging gepaard
met een verheffing in de adelstand. Soms ging deze vooraf aan de opname in
de orde, in andere gevallen gebeurde dat gelijktijdig. Waarom Marinus Stavenisse
pas twee jaar na de opname in de Orde van de Heilige Michaël in de adelstand
werd verheven, is niet duidelijk. De verheffing betrof niet alleen Marinus Stavenisse
zelf, maar ook zijn nakomelingen in mannelijke en vrouwelijke lijn. De Stavenisses
waren gerechtigd de titel 'esquier' of schildknaap te voeren. Op het adelsdiploma is
het wapen afgebeeld dat zij mochten voeren: een gekwartileerd wapen, bestaande
uit de wapens van respectievelijk vaders- en moederszijde (Stavenisse en De Jonge)
en van de grootouders van vaders- en moederszijde (Van Duijveland en De Vage).13
In de Republiek werd buitenlandse adel niet of nauwelijks erkend. Ploos van Amstel
merkte reeds op dat de adel en de ridderschappen er weinig mee op hadden."
Anders was het gesteld met de Orde van de Heilige Michaël. Verschillende
Nederlandse ridders lieten zich uitbeelden met hun keten of droegen deze rondom
57
Alloniem, portret van Cornelis Iximpsins (1600 1664)
dragende de keten behorende bij de Orde van de Heilige
Michael, circa 1655-1660, olieverf op doek,, 88,5 x
cm, (MiiZElium Vlissingen, inv. nr3)