'IK ZAL GEEN KRUIJSTOGT MEER DOEN'
De Zierikzeese kaperkapitein Johan Willem Sextrob
valt van zijn voetstuk
door Johan Francke
SJwdnig kaperkapiteins zullen net als de in Zierikzee woonachtige Johan
Willem Sextroh (1737-1788) al binnen drie weken na hun aantreden aanleiding
hebben gegeven tot het vervaardigen van niet minder dan twee graces van hun
daden Het beeld dat door graveur Jan Kobell gecreëerd werd, was zelfs zo sterk da
het nu na ruim twee eeuwen nog steeds standhoudt, terwijl de werkelijkheid veel
genuanceerder zelfs ontluisterend blijkt. Nog geen negen weken na zijn aanstelling
was Sextroh eind december 1782 plots kapitein af en werd hij vervangen door z j
eerste stuurman Gillis van der Os. Na de oorlog voer Sextroh opnieuw op de West
waar hij in 1788 overleed. Hoe kwam het dat de aanvankelijk succesvolle carrier
van Sextroh die onder moeilijke omstandigheden zijn reders moest dienen, zo
abrUpt tot een einde kwam? Hiertoe zullen de gangen van Sextroh, voor zover he
archiefmateriaal dit toelaat,1 worden nagegaan vanaf het moment dat hij als kapite
bij de firma Heshuijsen De Jonge in dienst trad, er zal worden bezien •nhoewe
de buitneming van de William, de Oostzeevaarder Maryann en die van de Enge s
oakketboot Dolphyn en de lange nasleep daarvan, hierin meespeelden. Sextroh was
aanvankelijk namelijk geen kaperkapitein maar maakte diverse koopviuirdijre.
voor de firma Heshuijsen De Jonge. De reders moesten ^nsdeV^rde Enge
Oorlog (1780-1784) dan ook risicovol opereren om winst te kunnen mak
De vanzelfsprekendheid waarmee tijden van economische voorspoed werden
afgewisseld met mindere jaren, waren voor Zierikzee een desastreuze wending aan
hit nemen. Volgens de Zierikzeescbe Nieuwsbode van 23 augustus 1865 voeren er
6-1
voor aanvang van de Vierde Engelse Oorlog nog circa tachtig vishoekers, waarvan
de meeste buitgenomen werden door de Engelsen. Na het aanbreken van de Vierde
Engelse Oorlog vielen in korte tijd acht Zierikzeese koopvaarders in Engelse handen,
waarvan twee van de firma Heshuijsen De Jonge. In 1795 zouden er nog slechts
veertien hoekers over zijn geweest en daarbovenop nog zeven koopvaardijschepen.
Zierikzee had in de achttiende eeuw nog een florerende haven, maar toen in het
derde kwart van die eeuw de winsten terugliepen, probeerden reders zich op West-
Indië te richten. In 1780 reden zij zo'n dertig schepen uit die dat jaar ongeveer
honderd reizen maakten. Een van die schepen was het fregat de Vrouwe Catharina
Jacoba van de reder Gillis van IJsselstein die de zaken behartigde voor de firma
Heshuijsen De Jonge. Kapitein van het schip was Johan Willem Sextroh.
Heshuijsen De Jonge gaat onder Joost IJzerman over op de vaart
naar de West
Rederij Heshuijsen De Jonge werd in 1763 opgericht. Op 5 februari 1773 overleed
Marinus Bonifacius de Jonge (Zierikzee 13 september 1736) op 36-jarige leeftijd, en
Andries Heshuijsen (Naarden 8 januari 1721) stierf op 6 februari 1776. Tot aan de
venia setatis (de meerderjarigheidsverklaring) van Cornelis de Jonge (1764-1852),
de oudste zoon van Marinus Bonifacius, zou Joost IJzerman de zaken van de firma
behartigen. Hij was kassier en later boekhouder bij de firma. Naast IJzerman speelden
begin jaren tachtig van de achttiende eeuw nog twee personen een belangrijke rol
in de handelsfirma, Gillis van IJsselsteijn en Samuel Boeije.
Gillis van IJsselsteijn (Zierikzee 10 september 1751-fort St. George del Mina, 1794)
was een koopman en reder die overal schulden achterliet. Zelfs opvarenden van
Sextrohs' schip Vrouwe Jacoba Catharina moest hij drie jaar na thuiskomst nog gage
uitbetalen.2
Van IJsselsteijn was wel zo handig dat hij na het uitbreken van de Vierde Engelse
Oorlog een van zijn schepen, de Nicolaas Jan, in 1782 onder de neutrale vlag van
de keizer van Oostenrijk had gebracht, waarschijnlijk met als thuishaven Oostende.
Daarnaast was hij onder meer wijnkoopman, keurmeester van de meekrap, schepen
(raadslid), heemraad en landrechter van Schouwen, commissaris van de Slavenbeurs
van de stad en baljuw.
Van IJsselsteijn was in 1780 namens Heshuijsen De Jonge boekhouder van het
schip Vrouwe Catharina Jacoba waarop Johan Willem Sextroh de kapitein was.
Toen de Vierde Engelse Oorlog uitbrak raakte hij spoedig in financiële problemen,
waardoor hij de wijk moest nemen. Zijn handelsagent Jan Schimmel Hendrikszoon
liet in januari 1781 vanaf Sint Eustatius weten dat de zaken niet voorspoedig
verliepen,3 waarna een maand later de kolonie door de Engelsen werd bezet en
alle goederen verloren gingen. Ook zat Van IJsselsteijn begin 1781 opgescheept
met de Jufvrouw Odilia Wilhelmina, die in de haven van Bayonne geladen met
wijn klaar lag en door de oorlog niet meer kon uitvaren, terwijl het schip al in
ballast vanuit Zierikzee was gevaren. Dit waren financiële lasten die doordrukten
en op 26 juli 1787 werd hij aangeklaagd door Izaak van Schelven, vanwege een
geprotesteerde wisselbrief. Nadat hij ontslag als baljuw had genomen, verliet hij op
28 april 1790 zijn woonplaats voorgoed en vertrok naar Amsterdam. Daar kreeg hij
van de West Indische Compagnie (WIC) een aanstelling als fiscaal op de kust van
Afrika, waar hij in fort St. George del Mina werd gestationeerd, waar ook zijn zoon
Nicolaas Jan enige jaren als assistent verbleef. Van IJsselsteijn zou begin 1794 in het
fort overlijden.
65
Zicht op de haven van
Zierikzee, circa 1790,
tekening Dk. De Jong/
Al. Salieth, Collectie
Gemeentearchief
Schonwen-Ditiveiand,
(GASD, THA 0271)