kooovaardijschip Maryann werd op 14 november 1782 een kleine honderd nn, uit
de westkust van Denemarken in de Noordzee buitgenomen. Het schip van kapi ein
Tohn Philiskirk was op weg van Narva naar Hull met vlas, hennep en houten delen
liet werd direct naar Zierikzee opgebracht, waarvoor de wind op dat moment
KfKiskhk en John Tanton, respectievelijk kapitein en stuurman op het
kooovaardijschip Maryann, verklaarden achteraf bij de Zienkzeese notaris Job Vis
od s leptembei 1782 m zijn vertrokken van de rede van Narva. De verklaring van
beide Engelsen werd door Willem Tate opgesteld en in het Engcds gcnransiatee'd en
na hun goedkeuring ondertekend. Namens de reders tekende Gillis van Usselsteijn
Met een voorspoedige noordenwind had de Maryann op 27 septembei Elseneui
bemikt tot 9 november voor anker bleef liggen. Op 10 november werd tien
uur 's avonds het vuur van Skagen (het noordelijkste punt van Denemarken) drie
I z—waargenomen. !)m tien uur s avonds op"de d^t^de =bei
was de Engelse vloot, die al vier dagen op afstand weid gevolgd, dehnitiet uit
het zicht verdwenen. Op 14 november werd 's morgens in het noorden een brik
waargenomen die hen achterna zeilde en om drie uur 's middags jacht op hen
maakte Hierop werden alle reven losgemaakt en met vol zei doorgevaien. Om
halfacht 's avonds haalde de brik hen in en vuurde drie volle lagen af op de
Maryann waarop van dat schip met handgeweren werd geschoten. Daarop weid
geroepen het zeü te strijken en een sloep aan boord uit te zetten om voor inspecüe
fan boord van de kaper te komen onder dreiging het schip de grond in te bor
Aan die opdracht werd voldaan, waarna de officieren kennis maakten met Joh.
Willem Sextroh en diens schip de Goede Verwagting. De Maryann werd vervolgen
Sig?mXen op 17 november 1782 te Zierikzee opgebracht. De bemanning die
Li boord krijgsgevangen werd gehouden, werd daar eveneens aan wal gebracht,
maar Philliskirk en Tanton werden als officieren apart krijgsgevangen gezet
Door chauvinisme gedreven, zou ook nu door rederij Heshuijsen De Jonge
opdracht aan Jan Kobell worden gegeven tot het ven'aardigen
de gedenkwaardige prijsneming van de Maryann door Sextroh. Kobell maakte
dkmaal eeLwaar kunststukje Ln. Doordat de prijsneming in winterse avonduien
78
was geschied, werd het een heel donkere gravure die tussen de twee schepen in
belicht werd door een volle maan die gloedvol over het water scheen en het tafereel
in een hel licht zette. Dat klopt niet met wat de bemanning beweerde, die het weer
omschreef als 'zijnde het toen ter tijd in den avond, dog een weijnig maanligt'. Dat
komt overeen met de werkelijke maanstand want die was die dag twee dagen
voorbij het eerste kwartier en zes dagen voor volle maan.17
Helaas is niet bekend wanneer deze opdracht werd verstrekt, maar er was alle
reden deze prenten snel van de hand te doen. Weliswaar was er ditmaal geen
juridisch getouwtrek om de prijs die nu wel volstrekt rechtmatig genomen was. Het
gedrag van Sextroh bleek aanleiding te geven tot onvrede onder zijn bemanning.
Waarschijnlijk waren zij eerst naar de reders getogen waarna ze op aanbeveling
van Boeije, IJzerman of Van IJsselsteijn naar notaris Cornelis Martinus Sevenhuijsen
werden gestuurd. De vaste notaris van de rederij, Job Vis, bleek in deze geen optie,
want dat was een goede bekende van Sextroh.1H Op 30 december 1782 verschenen
de volgende zes opvarenden 'op verzoek' van eerste prijsmeester Johan Ahnus
Stok om een notariële verklaring op te stellen: tweede luitenant Jacobus Kastels,
wapenmeester Anthoni Courielle, opperkonstabel Pieter Piekae, bootsmansmaat
Willem de Dijk, tweede chirurgijn Leendert Zoete en Cornelis Boudewijnse. Hun
verhaal gaf een heel ander beeld van de ogenschijnlijk succesvol verlopen kruistocht.
Op 14 november 1782 zou het kaperschip bezig zijn geweest met de kruistocht
toen op de Doggersbank een driemastschip werd waargenomen, waarop het
kaperschip overstag ging om op het schip aan te koersen, maar toen de kaper het
schip eenmaal naderde, zou Sextroh hebben gezegd: 'het is een fregat 't geen ons
zoekt te verlijden'. Prijsmeester Stok, die aan het roer stond, zou volgens Sextroh
vervolgens op het schip aangekoerst hebben, maar deze ontkende dat juist. Sextroh
zou daarop hebben gezegd: 'Gij zogt gaarne in Engeland te zijn.' De prijsmeester
zou hierop hebben gezegd 'Ruijm zoo min als gij, ik ben niet uijtgevaaren om
landen te bezien, maar om voordeel te doen, en zoo het moogelijk is, om prijsen op
te brengen.' Sextroh meende daarop dat het waarschijnlijk een Noord-Amerikaans
of anders een neutraal schip onder een vrije vlag zou zijn. Dat wilde de bemanning
niet geloven voordat het was gecontroleerd, waarop de prijsmeester en een deel
van de officieren aan boord hadden gezegd: 'We moeten zulks evenwel zien,
al was het om zoo te spreeken de duyvel.' Ondertussen waren beide schepen
elkaar genaderd en werd de geschutsbatterij van de kaper in gereedheid gebracht.
Sextroh zei vervolgens nog tegen de prijsmeester Stok: 'Gij hebt dog een kaper
gecommandeerd, en ik verzoek dus dat uwe het commando voerd alzoo ik niet
zien kan.' Het was inmiddels avond geworden, maar volgens de bemanning
was er wel degelijk enig maanlicht (zie ook hiervoor). Als deze bewering van
de bemanning klopt, betekent alleen deze opmerking al dat Sextroh niet capabel
was leiding aan het kaperschip te geven. Stok nam in ieder geval het commando
over en tweede stuurman Gillis van der Os, die het gebeurde kennelijk gemist
had, vroeg daarop verwonderd aan Stok: 'Wat hebt gij te commandeeren?', waarop
Stok te kennen gaf dat Sextroh hem het commando overgegeven had, waarop
Van der Os antwoordde: 'Gaat dan uw gang.' Bij het driemastschip gekomen
werden diverse schoten afgevuurd. Nadat de lantaarns op het achterschip waren
aangestoken liet men het schip de zeilen strijken, waarna de sloep werd uitgezet.
Het bleek dat het om een Engels schip ging, dat was geladen met vlas en hennep,
zonder enige bewapening aan boord te hebben. Het schip werd vervolgens tot
goede prijs verklaard en na enige tijd ging Stok over als prijsmeester, waarna hij
79
t"l
HeI jagen van de
Engelse Ooslzee-
vaardev Matjan
doorjohan Wil
lem Sextrob mei
de Goede Ver-
wagting (links),
kopergravure
door Jan Kobell,
uitgegeven door
J. de Leeuw
1782. (Collectie
auteur)
en
Hm if ifiMv.w/V'iiW'A»*
(vent t me n erteffjtA*. ftv/zSAtt aar Ju'
tl 2e*.'tAe «tU/Bvn 'VHVAATK O