5^S5SSSSSSSïïS£
TANDHEELKUNDE OP SCHOUWEN-DUIVELAND
door Dick J. Schutte
S^gkie5piin heef, i,l,iicl besmn en dus ook de ™,g mia, een
W b'lnd ds'S^ekke,. Verder 2ijn in de
Papyrus^bere.^a^pynjsrohen ^^^^^^^^^iekte^^d^'darropvoigende
nianiden overzie samenstelling van reinigende andpoeders. Ook he, aan elkaru
bevesdgen van losse .anden me, gouden draadjes
rl-it He Arabieren Spanje overheersten gaf Albucassis (936 1013),
tandpoeders 'van swarte(n) tande(n) wit te maken (13-8).
m'dfnhdddeLwen kwam, in letterlijke zin, de tandheelkunde meer in beeld
Op bekende prenten (kopergravures) en schilderijen van Lu^LS eJ ker
(1489-1533) en Jan Steen (1626-1678) zijn de kiesextractie en de tandentrekker
(universiteitsmuseum Utrecht, Mauritshuis Den Haag) te zien.
88
Het was de tijd dat rondtrekkende kwakzalvers en tandentrekkers op markten en
kermissen hun kunsten toonden, zoals de Duitse 'Dokter' Eisenbarth (1661-1727),
die het land rondreisde met een gezelschap van wel honderd personen. Een mooi
voorbeeld van dit soort behandelingen is de ingekleurde anonieme gravure uit
ongeveer 1800.
Gilden
Met de oprichting van de gilden kwam er meer overzicht. De gilden ontstonden
doordat ambachtslieden zich aaneensloten ter bescherming van hun beroep. Het
oudst bekende gilde van chirurgijns en barbieren stamt uit 1434 in Utrecht, waarbij
in hun gildebrief (een soort statuut) onder meer een bepaling staat over het afleggen
van een proeve van bekwaamheid voor het trekken van tanden en kiezen.
Tandheelkunde werd dus uitgeoefend door de heelmeesters met een Nederlands of
een buitenlands diploma: de chirurgijns met geen wetenschappelijke achtergrond
maar een opleiding binnen de gilden, de barbieren die mochten aderlaten, tanden
en kiezen trekken, scheren en knippen en een groep kwakzalvers (rondtrekkende
tandentrekkers). In Zierikzee werd het gilde van chirurgijns in 1613 opgericht,
waarbij sprake is van ongeveer tien leden. Zij mochten ook bepalen welke leerlingen
toegelaten werden tot het gilde. Nadat de leerling eerst het vak van chirurgijn
had geleerd, moest hij een proeve van bekwaamheid afleggen. De chirurgijns,
die alleen aan de buitenzijde van het lichaam mochten werken, verrichtten ook
'kleine' operaties en hazenlipsluitingen. Uit een inventarisatie die de deken met
'ommegangers' van de chirurgijns in 1755 van het instrumentarium van het gilde
maakte, bleek dat er onder andere drie 'tandentreckers' en twee 'elevatories' (hevels)
in de kast op de snijkamer in het Gasthuis in Zierikzee aanwezig waren. Ook is
bekend dat er meerdere leerboeken met de anatomie van tanden en kiezen voor de
chirurgijns waren. Het bekendste boek in de chirurgijnpraktijk was van de hand van
de chirurgijn zelf, omdat hij alles moest aantekenen. Het handboek van de chirurgie
van Carel Baten (1632) werd bij veel gilden gebruikt.
89
Lucas van velen. De tandarts J«» De tandentrekker
Anoniem,
gravure met de
hand gekleurd