DE ZAAK VAN DER HALEN
De lotgevallen van notaris A. W. van der Halen te Zierikzee
door Frits van Riel
In de zomer van 2003 deed ik in het Zeeuws Archief in Middelburg onderzoek naai
de familie Bruna uit Utrecht. Die had een voorouder in Zierikzee, notaris Albertus
Willem van der Halen. Toen ik dat desgevraagd aan een van de medewerkers van
de studiezaal vertelde, vroeg hij: 'Bedoel je die crimineel, die er met de kas van
het waterschap vandoor is gegaan?' Daar wist ik niets van. Dat jaar had Hannie
Kool-Blokland een boek geschreven over de geschiedenis van het waterschap op
Schouwen-DuivelandDaar staat in dat Van der Halen als penningmeester van de
Centrale Directie van Schouwen in 1823 was betrokken bij een fraude van een
aanzienlijke omvang en met de noorderzon was vertrokken. Waarnaartoe staat niet
in het boek maar dat wist ik wel. Een van zijn dochters was namelijk getrouwd
met de betovergrootvader van Dick Bruna, de beroemde beeldend kunstenaar en
geestelijk vader van Nijntje Pluis. De eerste uitgever Bruna, Albert Willem (1844
1902), was een kleinzoon van notaris Van der Halen en ook de vader van Dick
kreeg'die voornamen. Natuurlijk wilde ik het fijne van de kwestie weten en besloot
nader onderzoek in het Zeeuws Archief in Middelbuig te gaan doen.
Persoonlijke gegevens notaris Van der Halen
Albertus Willem van der Halen (gedoopt Zierikzee 24 april 1767) was een zoon van
Johannes van der Halen, secretaris van Noordgouwe en landrechter van Schouwen,
en Jobina van Steveninck. Hij huwde in Dirksland op Goeree-Oveiflakkee in maait
1792 met Colina Johanna van der Valk (gedoopt Dirksland 16 september 1766 en
t Zierikzee 7 januari 1805), dochter van Cornelis van der Valk en Jacomina van
Cassel. Het trouwgeld werd op zaterdag 1 oktober 1791 in Zierikzee betaald. Uit
hun huwelijk werden acht kinderen geboren, onder wie twee jongens. Oudste
zoon Cornelis Jacobus werd notaris (1822-1861) en wethouder in Brouwershaven
en zoon Johannes Nicolaas werd griffier bij het vredegerecht, later kantongerecht,
van Zierikzee. Hun moeder overleed toen ze nog jong waren. Albertus Willem
hertrouwde (Zierikzee 6 juli 1806) met Magdalena de Jonge (gedoopt Zierikzee
12 januari 1779), dochter van mr. Jan Anthonie de Jonge en Johanna Elisabeth
de Jonge, een weduwe van luitenant ter zee Nicolaas Jan van IJsselsteijn. Ze was
moeder van zonen Gilles en Johan Anthony. Uit het huwelijk van Albertus Willem en
Magdalena werden nog zes kinderen geboren: evenveel jongens als meisjes. Zoon
Daniël Quirijn ging zich later De Jonge van der Halen noemen en werd notaris in
Zierikzee (1837-1867). Albertus Willem van der Halen werd op 22 november 1790
door de Staten van Zeeland toegelaten als notaris en procureur in Zierikzee en op
6 december dat jaar verleende het Hof van Holland toestemming. Hij was secretaris
van het dijkcollege Zuider-Nieuwland, werd in 1791 bovendien heemraad in het
dijkcollege van Schouwen, was (1791-1796) secretaris van dit dijkcollege en daarna,
vanaf 1797, penningmeester. Later, van 1796-1797 en 1804-1811, was hij lid van
de Zierikzeese stadsraad. Hij volgde in 1796 zijn jongere broer Johannes Marinus
op als substituut-penningmeester. Die werd gedwongen af te treden vanwege een
kastekort. Later werd Albertus Willem penningmeester, ook van de rechtsopvolger,
104
de centrale directie van Schouwen, Burgh en Westland. De eerdergenoemde
fraudezaak uit 1823 kwam aan het licht toen aannemers van kramwerk aan de
dijken gingen klagen dat ze niet werden betaald. Albertus Willem nam de benen en
liet zijn vrouw achter met de afhandeling van de zaak. Hij was als notaris natuurlijk
verstandig genoeg geweest om op huwelijkse voorwaarden te trouwen. Daardoor
werden de goederen van zijn vrouw niet aangetast. Om de schadevergoeding werd
een langdurig juridisch gevecht geleverd. Er bleef uiteindelijk nog een bedrag van
ƒ27.000 openstaan, aanleiding voor het dijkbestuur om een lening af te sluiten en
de dijklasten fors te verhogen.
Het dijkbestuur komt in actie
Na een keizerlijk decreet van 28 september 1811 kreeg Schouwen als dijkbestuur
een centrale directie met vijf leden, het dagelijks bestuur. De president werd op
voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken door de keizer benoemd en
de vier heemraden werden door de minister gekozen. Het ambt van secretaris was
verenigd met dat van penningmeester en deze functionaris werd gekozen door de
twintig grootste ingelanden (landeigenaren). Het algemeen bestuur werd gevormd
dooi alle ingelanden. Na 1822 werden de benoemingen door de koning gedaan.
De president van de centrale directie van Schouwen, Burgh en Westland, Cornelis
Tromp (eerder collega van Van der Halen in het stadsbestuur van Zierikzee,
locoburgemeester en oud-heemraad), schreef op 31 maart 1823 een brief aan dé
minister van Binnenlandse Zaken en Waterstaat. Door enkele personen waren bij
hem namelijk klachten geuit tegen Van der Halen, omdat hij ingediende rekeningen
niet betaalde. Hij had zijn penningmeester gelast uit te betalen en daarvan aan hem
verslag te doen. Nadat die had aangegeven te weinig geld in kas te hebben, riep
Tromp dadelijk het dijkbestuur bijeen om dit in te lichten en werd de penningmeester
ter verantwoording geroepen. Eerder was, op 13 februari, de staat van de kas over
1822 opgemaakt en er was toen geen tekort vastgesteld. Bij zijn verschijning gaf Van
der Halen aan, 'Dat hij niet langer konde noch wilde verzwijgen dat hij niet in staat
was welke betaling dan ook te doen.' Na verificatie van ontvangsten en uitgaven
werd een tekort van ƒ31.599 geconstateerd. Het bestuur vond het raadzaam hem als
secretaris en penningmeester voorlopig te schorsen en daarvan in de stadscourant
aankondiging te doen. W.D. de Jonge (Willem Dignus 1795-1864, heer van
Campennieuwland) werd als waarnemer tot secretaris aangesteld. Opvallend is dat
het dijkbestuur tussen 9 februari en 3 juli 1823 geen notulen bijhield.
Van der Halen moet na 17 maart van dat jaar zijn gevlucht. Op die datum werd door
hem als notaris de laatste akte opgemaakt. In de Zierikzeescbe Courant van 4 april
liet het college de volgende tekst plaatsen:
'De Centrale Directie van Schouwen, Burgh en Westland geeft bij deze kennis aan
de belanghebbenden, dat bij derzelve besluit van heden de Heer A.W. van der Halen
in deszelfs post als Penningmeester van de Polder van Schouwen, provisioneel is
gesuspendeerd geworden, met interdictie van geene gelden hoegenaamd in die
betrekking meer te mogen ontvangen.
Zierikzee, clen 31 maart 1823, De Centrale Directie voornoemd, De President, Tromp.'
Namens de centrale directie van Schouwen had Tromp op 7 april ook een brief
aan de officier van justitie bij de rechtbank van eerste aanleg (voorloper van de
105