SIGNALEMENT
Albertus Willem van der Halen
GeboorteplaatsZierikzee.
Laatfte Woonplaats* Zierikzee
BeroepOpenbaar Notaris er) Penningmeester
der Centrale Diredte van Schouwen* q
Oud, 57- 'Jaren f cLL
Langf 5- Poet 2. Duint.
Oogen, Grijs. f
Hair, Grijs gepoederd.
Wenkbraauwen, Zwart en zwaar.
Voorhoofd, Hoog.
Aangezicht, Rond met afhangende Wangen.
Neus,
Mond, Breed en groot.
Kiht Kort en dubbel.
Baard, Gri/sagtig.
Kleur, Bleek en ongezond.
Bijzondere Tekenen.—— Is zeer dik van Buik, aatnborftig,
kort van Hals, heeft alle kentekenen van Borstkwaal,
kleine Handen, is zeer fchelkrasfend van Stem, vlug
van uitspraakfpreekt Nederduitschzeer gebrekkig
Fransch, heeft fom's aanvallen van het Podegra.
Misdaad. Ontvreemding van Gelden aan denzelven
in zijne betrekking als Penningmeester der Centrale Di
rectie van den Lande van Schouwen toevertrouwd.
Bijzonderheden.Is doorgaands gekleed met een blaauw
lakene Over-Rok, zwart Kamisool, lange Broek mee
Laarsen, ronde Hoed, heeft een grijsgeele Jas met Kra
gen, gaat met korte Schreeden, ontvlugt in den aan
vang der maand April 1823. zijnde dezen Albertus Wit-
km van der Halenbijzonder bekend in het Eiland van
Flacqui'f Gravenbage en Rotterdam.
De Officier van Justitie over het Arrondisfement van Zie*
rikzee. verzoekt zijne Ambtgenooten de Heeren Officie
ren van Justitie mitsgaders alle Vrede Regters, Directeu
ren en Cornmisjaritfen van Politiebinnen de uitgeftrekt-
heid van het Rijk, om naar den bovengemelden Perfoon
alle mogelijke navorfchingen te doen, en te laten be-
werkitellingendenzelven vindelijk zijnde te doen Ar
resteren, en daar van als dan onverwijld aan hem Offi
cier van Justitie kennis te geeven, doende den te Ar
resteeren Perfoon inmiddels onder fecuur geleide van
post tot post, voor den Ondergeteekenden transporteeren.
In het Parquet te Zie&ikzee.
dezen 6. Meij 1823.
De Officier van Justitie voorn.
J. C. KROL F.
106
arrondissementsrechtbank) te Zierikzee gestuurd. Hieruit blijkt dat notaris M.B
Rost van Tonningen tot waarnemend-penningmeester was aangesteld en dat
Tromp op 4 april over de ontstane situatie opnieuw een brief naar de minister had
gestuurd. In het belang van het rijk en de polder Schouwen had hij er bij hem op
aangedrongen zoveel mogelijk beschermende maatregelen te nemen. De officier
had hij voorgesteld de roerende goederen van Van der Halen te verzegelen te
inventariseren en er beslag op te laten leggen. De officier stuurde op 14 april een
brief over de zaak naar de procureur-generaal bij het hooggerechtshof in Den Haag
tot 1838 het hoogste rechtscollege. De Zierikzeesche Courant publiceerde een dag
later, dat met ingang van 10 april een voorlopige nieuwe penningmeester en W.D.
de Jonge als secretaris waren aangesteld.
De rechtbank van eerste aanleg in Zierikzee
Nadat hij de zaak in handen van de rechter van instructie (onderzoeksrechter)
had gelegd, stelde de officier van justitie op 17 april zijn aanklacht op. Albertus
Willem van der Halen, voormalig penningmeester van Schouwen, gewoond
hebbende te Zierikzee en thans voortvluchtig, werd er van beschuldigd gedurende
zijn administratie als penningmeester een aanmerkelijk kastekort te hebben
achtergelaten. Volgens het Lijfstraffelijk Wetboek (voorloper van het Wetboek van
Strafrecht) was het ontvreemden van gelden een misdaad. De brief van de centrale
directie van Schouwen stelde de officier in handen van de onderzoeksrechter en de
officier verzocht hem een onderzoek naar het tekort te doen. Ook stelde de officier
van justitie voor een besluit daarover te nemen, president Tromp te verhoren over de
betrekkingen van de voortvluchtige, tegen de beklaagde rechterlijke maatregelen te
nemen, zijn signalement te verspreiden en zoveel mogelijk onderzoek te verrichten.
Wegens het onverwachte vertrek van Van der Halen en de verzegeling van zijn
eigendommen besliste de president van de rechtbank op 19 april het protocol van
de minuten van zijn notariële akten te deponeren bij notaris C.M. Sevenhuijsen in
Zierikzee en de vrederechter (voorloper van de kantonrechter) te machtigen de
gezegelde papieren aan die notaris te overhandigen. Die dag werd Cornelis Tromp
op het stadhuis van Zierikzee door de onderzoeksrechter als getuige onder ede
verhoord. Hij verklaarde een verre neef van Van der Halen te zijn. Toen die laatste
aangaf geen betalingen meer te kunnen doen, zou er een bedrag van ƒ11.000
a ƒ12.000 in kas moeten zijn geweest. Aangezien het precieze tekort hem niet
bekend was, werd Tromp door de leden van Gedeputeerde Staten van de provincie
Zeeland geïnformeerd. Zij hadden de commissaris van het 2L' District van Zeeland in
Zierikzee, W.A, de Jonge (Willem Adriaan 1763-1835, heer van Campennieuwland,
oud-burgemeester van Zierikzee en de vader van Willem Dignus), verzocht dé
hoogte ervan vast te stellen. Hij was de vertegenwoordiger van Provinciale Staten
op Schouwen-Duiveland en Tholen en de schakel tussen de lokale besturen en de
provincie.
De onderzoeksrechter stuurde op 29 april een brief naar commissaris De Jonge.
Die had het exacte bedrag nog niet vast kunnen stellen, maar het kon op zeker
ƒ30.000 worden begroot. De onderzoeksrechter vaardigde op 6 mei een 'Bevel
tot Medebrenging uit aan alle deurwaarders of bewaarders der openbare macht
teneinde Albertus Willem van der Halen voor de rechter te leiden om te worden
ondervraagd over het hem ten laste gelegde. Alle agenten van politie te vragen de
helpende hand te bieden bij het uitvoeren van dit bevel.' In het op die dag door de
officier van justitie verspreide signalement wordt de verdachte zeer gedetailleerd
107
VAN