deur van het huis van de burgemeester van Zierikzee en aan die van de gehoorzaal
van het hof in Middelburg. Als Van der Halen niet aan dit bevel zou voldoen, dan
zou hij zich tegen de wet verzetten en als gevolg daarvan geschorst worden in
de uitoefening van zijn burgerrechten. Ook zou er gedurende zijn veistek beslag
worden gelegd op zijn goederen.
Twee dagen later ging de gerechtsdeurwaarder in Zierikzee, vergezeld door twee
getuigen, voor de derde keer naar Koraalstraatje 425 met het nieuwe bevelschrift.
Door de tamboer van de schutterij werd daarbij op de trom geslagen en het
bevelschrift werd met luide en verstaanbare stem afgekondigd. Een kopie werd
aan de deur bevestigd en het gezelschap begaf zich vervolgens naar het huis van
de locoburgemeester, waar ook een kopie werd aangeplakt. Dezelfde ceremonie
voltrok zich aan de voorkant van het stadhuis, waar een kopie werd bevestigd op
de belangrijkste toegangsdeur. Ten slotte toog het gezelschap naar de belangrijkste
plaatsen in de stad, waar de tamboer zijn trom roerde en het bevelschrift luid en
duidelijk werd voorgelezen. Omdat Van der Halen niet verscheen en ook niemand
anders om zijn verblijfplaats bekend te maken, begaf de deurwaarder zich weer
naar de locoburgemeester om verslag uit te brengen en het originele bevelschrift
voor gezien te laten tekenen. Namens de procureur-crimineel werd de volgende
dag een kopie van het bevelschrift aan de gehoorzaal van het hof in Middelburg
aangeplakt.
De volgende stap in de procedure brak nu eindelijk aan. In de rechtszaal van het
hof van assisen in het stadhuis van Middelburg vond op 9 juli 1824 om 13-00 uur
een openbare rechtszitting plaats. Vijf rechters, voorgezeten door een raadsheer
van het hooggerechtshof, moesten de zaak in tegenwoordigheid van de procureur
crimineel namens de procureur-generaal en de griffier van het hof beoordelen. Eerst
werden de stukken doorgenomen en daarna werd het ten laste gelegde voorgelezen.
Vervolgens werd de beschuldigde door de deurwaarder voor het gerecht geroepen.
Toen die niet verscheen, las de griffier op verzoek van de procureur-crimineel en
op last van de president het arrest met de 'akte van beschuldiging' van 5 april,
het bevelschrift van 14 juni en de bekendmakingen voor. Daarna gaf de president
het woord aan de procureur-crimineel voor zijn conclusie en strafeis. Die achtte
de ontvreemding van gelden, de som van drieduizend fianken of ƒ1014,15 te
boven gaande, door Van der Halen als penningmeester van de centrale directie van
Schouwen, wettig en overtuigend bewezen. Hij eiste dat Van der Halen zou woiden
geschorst 'in de uitoefening van zijn burgerrechten en dat beslag zou. worden
gelegd op zijn goederen gedurende zijn verstek. Bovendien dat hij schuldig zou
worden verklaard aan het ten laste gelegde, naar de executieplaats van het hof zou
worden gebracht om door de scherprechter aan een paal op een schavot te worden
gebonden en met roeden te worden gegeseld. Ook dat de beklaagde zou worden
veroordeeld tot een gevangenisstraf van minimaal vijf en maximaal vijftien jaar in
een rasp- of tuchthuis, (daar werd hout geraspt en tot heropvoeding dwangarbeid
verricht) om door arbeid in zijn kost te voorzien. Dat de beklaagde zou worden
veroordeeld tot een geldboete van ten minste ƒ2512,7414 en ten hoogste ƒ7538,2314
en tot de kosten van het proces. Het hof trok zich daarna terug voor beraadslaging.
Na de schorsing volgde cle uitspraak van het hof in arrest. Albertus Willem van
der Halen werd schuldig verklaard aan het ten laste gelegde. Bij verstek werd hij
veroordeeld tot geseling door de scherprechter, tot een gevangenisstraf van tien
jaar in een rasp- of tuchthuis, tot een geldboete van ƒ3000 en tot de proceskosten
ten behoeve van de staat, bij lijfsdwang af te dwingen. Het hof verordonneerde
dat het uittreksel van het arrest zou worden gedrukt en zowel in Middelburg als in
Zierikzee zou worden aangeplakt. Llrg als m
De uitvoering van de uitspraak in Zierikzee en de nasleep
Het arrest werd op 22 juli ten uitvoer gebracht. Omdat de verdachte niet aanwezig
was, vond de executie niet op de Markt van Middelburg plaats, zoals de procureur
li rineel had geeist, maar in Zierikzee. De griffier van de rechtbank in Zierikzee begaf
zich naai het stadhuis in de Meelstraat, waar op de eerste verdieping de zittingszaal
3'; iechtbank was gevestigd, om op 12 uur 's middags het aanplakken vfn het
est op schnft vast te leggen. Daartoe nam hij plaats bij een van de ramen met
ïtzicht op de executieplaats, die met dit doel in plaats van voor het Gravensteen
aan de Mol, voor het stadhuis was ingericht. Vervolgens werd het uittreksel van het
c nest in het bijzijn van de officier van justitie door de provinciale scherprechter op
de op een schavot opgerichte schandpaal aangeplakt. Na een uur werd het papier
door cle scherprechter weer van de paal afgenomen om het einde van de executï
af te kondigen. Hiermee kwam een einde aan een rechtsgang van meer dan een iair
aij drie rechtscolleges, die een dossier van meer dan vijftig pagina's produceerden
In het bijvoegsel van de Nederlanclsche Staats Courant van 22 april 1825 staat een
overzicht van 19 april van de 'Liquidatie van de Nederlandsche achterstand' met de
Lat van vei effening van schulden van de maand december 1824. De Algemene
Commissie van Liquidatie in Den Haag bracht aan iedereen die het aanging ter ken
nis, dat die staat door de koning was goedgekeurd en dat de tot stand gebrachte
veieffeningen betrekking hadden op de belanghebbenden in een aantal schuld-
voidenngen. A.W. van der Halen komt voor in de staat als penningmeester van de
polders Zu.der-Nieuwland, Burgh en Westland en Schouwen. De uit de liquidatie
voo. tkomende bewijzen van schuldvereffening werden door de commissie aan de
minister van Financien toegezonden.
De Opregte Haarlemscbe Courant be
richtte op 7 juni dat jaar dat schuld
eisers en schuldenaren van de afwe
zige voormalige notaris A.W. van der
Halen te Zierikzee zich uiterlijk op
1 juli dienden te melden bij mr. J. Ber-
man, vrederechter te Zierikzee, en J.
Isebree Moens, secretaris en gemeen
teontvanger van Brouwershaven. Die
waren van plan verantwoording af te
leggen voor de bewindvoering en ad
ministratie in diens boedel.
Toevluchtsoord Veldhausen
Notaris Albertus Willem van der Halen
nam zijn toevlucht tot en rentenierde
in het dorp Veldhausen in de buurt van
Neuenhaus in het Nedergraafschap
Bentheim. In die tijd maakte dat deel
uit van het Koninkrijk Hannover en
was dus buitenland. Waarom Van
der Halen die plaats uitkoos, blijft
113
Kerktoren Velclbaiisen