waren'. Later in de jaren vijftig en zestig zien we de tendens dat de landpachten sterk beginnen te stijgen omdat de landbouw zo lonend was. Die extra kostenpost werd door de gezamenlijke boeren afgewenteld op de lonen van de landarbeiders, die niet meestegen met de algemene welvaart op het platteland. De boeren verdienden dus zo veel, dat ze wel de verhoogde pacht konden betalen en zich meer luxe konden veroorloven, terwijl ze hun arbeiders niet echt meer gingen betalen. Er was toch volk genoeg. Meer gegevens hierover zijn te vinden in het artikel van mijn hand dat verscheen in het decembernummer van 2017 van het tijdschrift Zeeland van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. De welvaart op het platteland van Schouwen-Duiveland kreeg het echter aan het eind van het derde kwart van de negentiende eeuw zwaar te verduren en-dat gold ook voor Zierikzee. Geen regio werd zo getroffen door de implosie van de meekrapcultuur als Schouwen-Duiveland. De opbrengst in kilo's per hectare was er ook het hoogst geweest van alle Zeeuwse meekrapregio's; West-Zeeuws-Vlaanderen had een even hoge opbrengst, maar naar verhouding veel minder hectares met meekrap. In de jaren vijftig en rond 1870 was er nog een soort nabloei geweest, maar rond 1874 kwam, door de concurrentie van de kunstmatig geproduceerde alizarine als verfgrondstof, het einde en volgde sluiting van de meeste verwerkende bedrijven. 'Geen streek die door den ondergang van de meekrapcultuur zoo getroffen werd als Schouwen, in het bijzonder de stad Zierikzee', schrijft Bouman. Hij citeerde een meekrapteler: 'De stad ziet zijn koopmansstand jammerlijk achteaiitgaan, de vroeger bloeiende garancinefabriek en de nieuwe fabriek voor meekrapbereiding verdwijnen; de machinefabriek van Nardten en Lückerhof wordt opgeheven, de vier meestoven worden opgebroken, de scheepvaart vermindert en vele pakhuizen 120 missen hun emplooi. Het bevolkingstal daalt van 1874 tot 1881 van 8043 tot 7062 Intussen gebeurde nog iets negatiefs voor de Schouwse economie. In I860 besloot men in Den Haag, dat de Zeeuwse spoorlijn, waar al lang om gebedeld werd niet Brouwershaven als eindpunt zou hebben en ook niet Stavenisse, maar Vlissingen. Er had een concreet plan gelegen voor een spoor van Roosendaal over Sint Philipsland en Zierikzee naar Brouwershaven. Daarbij zou tussen Flipland en Bruinisse een veer ingezet worden, zoals destijds ook tussen Moerdijk en Willemsdorp een andere belangrijke verbinding. Het was een particulier initiatief, onder meer van burgemeester Del Campo van Sint Philipsland. Later probeerde hij, en apart nog eens in 1875 de raad van Brouwershaven, opnieuw om een zijtak Brouwerhaven bij de minister aan te vragen, maar tevergeefs. Het negatieve resultaat had alles te maken met het feit dat Brouwershaven niet meer functioneerde als voorhaven voor Rotterdam, dat het geruime tijd was geweest door de verzanding van de vaarweg naar die grote havenstad. Rotterdam werd vanaf 1872 supertoegankelijk door de toen gereedgekomen Nieuwe Waterweg en Brouwershaven kwam in verval. Het stadje kampte sindsdien met werkloosheid Een oudere inwoner herinnerde zich in 1971 de situatie dat de mannen werkloos op de kaai stonden en dat de vrouwen uit werken gingen. Meer dan dertig mannen zaten heel de winter zonder werk voor ze in maart wintertarwe konden gaan wieden. Plattelandse initiatieven Ook in Brouwershaven zien we de landbouw weer de klappen opvangen, net als in Zierikzee. Maar liefst achttien procent van de beroepsbevolking van de Schouwse hoofdstad werkte in 1899 in de landbouw, tegen vijftien in Goes, zes 121 Meesloo/De Eendracht te Sirjansland, gesticht 1857 GASD 0115) Aanvoer van suikerbieten in de landbouwbonen van Serooskerke (GASD \V 1037)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2018 | | pagina 62