Schouwen-Duiveland natuurlijk geïsoleerd. Alleen de tramverbindingen, in combinatie met het veer, brachten enige verbetering. De veerdienst op Numansdorp, vanaf 1899 in combinatie met de RTM-tram (Rotterdam- sche Tramweg Maatschappij) Numansdorp- Rotterdam, zorgde voor een nog sterkere gerichtheid op Rotterdam, terwijl de tram op het eiland, in combinatie met het veer naar Anna Jacobapolder en de tram van daar naar Steenbergen, ook ontsluiting betekende. Let op: het initiatief voor de tram naar Steen bergen was een Zierikzees initiatief, uit de vroege jaren 1890. De RTM nam de aanleg en de exploitatie over van de particuliere initiatiefnemers. In 1900 werden de baan vakken op Schouwen-Duiveland geopend en in 1915 werd de lijn van Brouwersha ven doorgetrokken naar Burgh. Op de lijn Brouwershaven-Steenbergen kwam het goe derenvervoer vrij snel tot ontwikkeling. In 1902 werd al meer dan 20.000 ton vervoerd, in de Hoekse Waard werd die hoeveelheid pas in het vijfde exploitatiejaar bereikt. In 1909 bedroeg het vervoersvolume van de RTM in Zeeland 50.000 ton. Van de goede- 126 ren die in de jaren direct na 1910 werden vervoerd, bestond veertig procent uit sui kerbieten. Na suikerbieten en pulp waren tot aan de Eerste Wereldoorlog stukgoed, melk, aardappelen en vee de belangrijkste goederen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leidden de sterk gestegen steenkoolprijzen tot inkrimping van het vervoersvolume. Na 1924 trad herstel in en vanaf 1928 werd het niveau van de vooroorlogse vervoersstromen weer gehaald. Er traden wel verschuivingen op in de samenstelling van het goederenvervoer. De suikerbieten hielden hun overwegende plaats, maar nu werden ook uien, groenten en fruit vervoerd. Het transport van melk en vee nam sterk af door de opkomst van de vrachtauto. In het jaarverslag over 1925 werden voor het eerst extra ritten gemeld ten behoeve van badgasten op Schouwen-Duiveland. In de loop van de jaren dertig traden ingrijpender veranderingen op. Granen, zaden, meelproducten, hooi en stro werden steeds minder vervoerd, evenals groenten en fruit. Die laatste categorie herstelde zich na 1935 dankzij het gebruik van vrachtauto's door de RTM. Alleen producten die op grote schaal in de directe omgeving van de tramlijn afgeleverd konden worden, waren nog interessant: bieten voor suikerfabrieken die een spooraansluiting hadden, kolen voor brandstofhandelaren die deze op het station afhaalden, en uien voor de export naar Engeland. Een bijzonder gegeven is dat op Schouwen-Duiveland het eerste plattelandsziekenhuis van Nederland werd gesticht: in 1902 te Noordgouwe, een teken van een vooruitstrevend platteland tegenover een eerder conservatief stadsbestuur. Toen Zierikzee bij wijze van mosterd na de maaltijd nog even probeerde een tweede ziekenhuis te stichten, reageerde een schrijver van een ingezonden brief in de Nieuwsbode van 2 november 1901 met de woorden: 'Tracht ook eens een oorspronkelijk idee te krijgen.... Waarom altijd navolging?' Tegelijkertijd was natuurlijk het feit zelf van de verdeeldheid tussen stad en platteland niet echt een teken van vooruitstrevendheid, maar dat lag dus vooral aan Zierikzee. De oprichters te Noordgouwe vormden een klein comité, predikant, arts en burgemeester, vrij jonge mensen én buitenstaanders, niet geboren en getogen op het eiland zelf. In Zierikzee zou een initiatief als dat van hen vermoedelijk veel eerder zijn gestrand op de voorzichtigheid van de ouderen die altijd een behoorlijk aandeel van de bestuursélite uitmaakten. Overigens was dat laatste in andere delen van Zeeland, zoals Tholen en Walcheren, juist ook op het platteland het geval. Ook dat resulteerde in conservatisme en achterblijven. Het verband is duidelijk: wanneer je tot na je veertigste onder de hoede bent geweest van de oudere generatie in de eigen streek, heb je waarschijnlijk ook hun terughoudendheid voor veranderingen overgenomen op het moment dat je zelf iets mag gaan beslissen. Wat Zierikzee betreft kan daaraan worden toegevoegd, dat het isolement zeker een rol moet hebben gespeeld. Juist in de twee meest geïsoleerde Zeeuwse steden, Hulst en Zierikzee, werden de oude stedelijke elites pas in de jaren 1950 geconfronteerd met kritische bewegingen, waaraan ze ook concessies moesten doen. In Zierikzee kwam die confrontatie mede voort uit het falen van de oude bestuursélite tijdens de watersnoodramp van 1953. Er was te lang te geinig nieuw bloed in de bestuurslagen van de stad bijgekomen, zoals een sociologisch onderzoek uit 1953 bevestigde. Er werd te veel uitsluitend op de winkel gepast en de meest bekwame leden van de leidende families waren in de loop der tijd naar Holland of verderop in het land vertrokken. Dat laatste gold overigens ook voor de verwante leidende families op het Schouwse platteland. Dat het daar dan ook ontbrak aan vooruitstrevendheid, werd opgeschreven in 127 Tram bij station Gracht weg, Zierikzee (GASDZZE 0720j Mr. A.J.P. Fokker van Craijenstein en Rengerskerke (collectie Staclbuismnseum)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2018 | | pagina 65