gedijen in de aanwezigheid van koolhydraten. Een hoger percentage aan cariës wijst daarom op een toegenomen inname van producten die suikers en/of zetmeel bevatten. Daarnaast kan de aanwezigheid van specifieke vitaminetekorten, zoals die aan vitamine C en D, een beeld geven van de voedingswaarde van het eetpatroon. De resultaten laten zien dat het eetpatroon is ver anderd. Op basis van het cariëspercentage is het duidelijk dat de inname van koolhydraten toenam. Bij de individuen in Alkmaar kwam cariës veel meer voor, en op jongere leeftijd, dan bij beide plattelandspopulaties, wat suggereert dat de stads- voeding grotere hoeveelheden koolhydraten be vatte. Hier zien we dus duidelijk een verschil tus sen stad en platteland en niet zo zeer een verschil door de tijd heen. Als de stadbewoners inderdaad zo afhankelijk waren van de markt, suggereert dit resultaat dat ze daar voornamelijk producten van daan haalden met veel koolhydraten. Hoewel de laatmiddeleeuwse plattelandspopulaties ook toe gang hadden tot de markt, verbouwden zij waar schijnlijk nog wel producten voor eigen gebruik. Dit kan de grote verschillen tussen Klaaskinder- kerke en Alkmaar verklaren. Een andere interes sante mogelijkheid is dat de grote verschillen tus sen stad en land werden veroorzaakt door een toename van alcoholconsumptie. Alcohol, en spe cifiek bier, faciliteert de groei van bacteriën in de mond en verhoogt daardoor de kans op cariës.11 Commerciële bierproductie nam een grote vlucht in de late middeleeuwen,15 en hoewel het te ver wachten is dat ook op het platteland bier gedron ken werd, is het mogelijk dat de consumptie in de stad hoger lag. Op basis van de cariësresultaten wordt het duidelijk dat het eetpatroon veranderde, voornamelijk voor de stadsbewoners. Echter, er zijn geen aanwijzingen voor voedingstekorten in de drie skeletpopulaties. Aanwijzingen voor een tekort aan vitamine C zijn bijvoorbeeld niet waargenomen en het feit dat er geen verschillen zijn in het percentage stressindicatoren, zoals hierboven aangegeven, geeft aan dat zowel de plattelands als de stadspopulatie genoeg voedingsstoffen en calorieën uit hun eten kon halen. Interessant genoeg is er in Klaaskinderkerke wel een aantal individuen met een vitamine D-tekort aangetroffen, een aandoening ook wel bekend als rachitis of de 14 Engelse ziekte. Als gevolg van een vitamine D-deficiëntie mineraliseren de botten onvoldoende. Het resultaat is dat de botten zacht blijven en daardoor buigen onder het gewicht van de persoon. Omdat het merendeel van vitamine D via de zon in het lichaam komt, is het niet waarschijnlijk dat dit een indicatie is van slechte voeding. Zeker omdat alle getroffen individuen vrouwen waren, is het zeer goed mogelijk dat het komt door bedekkende kleding of veel tijd binnenshuis doorbrengen. Het valt op dat dit patroon ook in andere populaties naar voren komt. In de negentiende-eeuwse populatie uit Middenbeemster komt een vitamine D-deficiëntie ook significant meer voor bij vrouwen.11' Sociaaleconomische veranderingen en de impact op de middeleeuwse mens Het uitgangspunt van deze studie was om te onderzoeken of de sociaaleconomische ontwikkelingen in de late middeleeuwen impact hebben gehad op het menselijk lichaam van de rurale en urbane inwoners van Holland en Zeeland. Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat het klassieke beeld van een stad als bijzonder slechte leefomgeving niet terecht is. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijk dat dit clichébeeld moet worden genuanceerd. Hoewel er tussen de drie onderzochte populaties duidelijke verschillen zijn die gerelateerd kunnen worden aan de middeleeuwse sociaaleconomische processen, waren de stedelingen niet slechter af dan de plattelandsbevolking. Vooral met betrekking tot het vóórkomen van ziektes wordt algemeen aangenomen dat de stad slecht was voor de gezondheid, maar dat wordt niet bevestigd door het huidige onderzoek. We zien inderdaad dat er in de stad meer sprake is van longaandoeningen, maar het is evident dat er ook op het platteland veel gezondheidsrisico's waren. Een andere opvallende conclusie van dit onderzoek is dat er ook duidelijke overeenkomsten zijn tussen de rurale en urbane populaties in de late middeleeuwen, specifiek met betrekking tot de activiteitspatronen. Ook hier lijkt de veronderstelde sterke tegenstelling tussen stad en platteland niet op te gaan. Het grootste verschil tussen beide is te vinden in de vergelijking van de eetpatronen. De stadsbewoners namen duidelijk andere voedselproducten tot zich dan de mensen op het platteland, maar het ontbreken van aanwijzingen voor vitaminetekorten suggereert dat beide eetpatronen genoeg voedingstoffen bevatten. Osteoarcheologie en de toekomst Het is duidelijk dat de analyse van menselijke skeletten een vernieuwend perspectief biedt op de turbulente middeleeuwen. Door direct te kijken naar de mensen die in deze periode leefden, hebben we nu een beter beeld van de gevolgen van de sociaaleconomische ontwikkelingen op de lichamelijke gesteldheid van de middeleeuwse mens. De skeletten van het Zeeuwse dorp Klaaskinderkerke waren bijzonder belangrijk in dit onderzoek omdat zij een airaal perspectief bieden op de late middeleeuwen waarin zoveel verandert. Omdat deze studie enkel heeft gekeken naar drie skeletcollecties uit deze periode binnen een beperkte regio, is meer onderzoek op dit gebied wenselijk. Een uitbreiding van dit onderzoek met meerdere stedelijke collecties zou meer nuance kunnen geven op het gebied van het stadsleven. Alkmaar is een gemiddelde stad, maar het zou zeer waardevol zijn om ook individuen uit een kleinere en grotere stad te bekijken. Het onderzoek uitbreiden met een laatmiddeleeuwse airale populatie uit Holland zou ook zeker toegevoegde waarde hebben. Daarnaast zou het erg interessant zijn om dit 15 Dit bot van een recbteron- derbeen van een vrouw tussen de 26 en 35 jaar uit Kiaaskinder- kerke beeft een kromming als gevolg van een vitamine D-deficiëntie in de kindertijd

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2018 | | pagina 9