J - 4
WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R.
het land van Cadulnd ging door genoemde stormvloe
den verloren, waardoor de mond van de Honte tussen
dat land en Walcheren een grote breedte kreegi zo
als die thans nog is. Ook van het gebied ten oosten
van de Braakman (De vier Ambachten) ging een ge
deelte verloren.
De gronden werden gedeeltelijk wel weer herdijkt,
waaraan vooral de. kloosters St. Bavq en St. Pieter
te Gent veel hebben bijgedragen, dochjhet gelukte
niet de overstroomde gebieden geheel terug te win
nen. Integendeel werden in latere jaren door nieuwe
stormvloeden grotere stukken door hét water inge
nomen.
Ernstige verliezen werden geleden do»? de vloeden
van 1404, 1492, 1509, 1530 en 15Q2. Door de vloeden
van 5 en 6 November 1530 was de toestand van ge
heel Zeeland zo ernstig dat ingrijpen van de regering
nodig was.
In 1404 waren reeds grote gebieden verdronken, de
Braakman kreeg toen een geweldige omvang. Ze drong
zover naar binnen, dat ook het Vlaamse zandgebied
door de zee werd bedreigd en beschermd moest wor
den door de zogenaamde Graaf Jansd(jk. Later is de
Braakman weer beperkt door een dijk te maken strek
kende van Terneuzen tot Bouchaute, doch deze brak
In 1492 op verschillende plaatsen door. In 1497 schijnt
hij weer hersteld geweest te zijn, doch in 1509 deed
een nieuwe storm de dijk doorbreken. Na nogmaals
tot bedijking te zijn overgegaan en weer door storm
vloeden de herwonnen gronden werden overstroomd,
vooral ook in 1530 en 1532, was in de omgeving van
de Braakman de toestand ontstaan zoals die mede in
lig. 2 is aangegeven. Men ziet hierop ook het Zwin
nog in open verbinding met de Braakman, welke ver
binding ongeveer dezelfde loop heeft als de Elmaere
in 1300 (zie fig. 1 ze is alleen, door de vorming en
uitbreiding van de Braakman, veel korter geworden.
De breedte is echter toegenomen, wat wel aan de
reeds eerder genoemde overstromingen moet worden
toegeschreven. In de 15e eeuw was ze door verzan
ding, vooral in de omgeving van Oostburg, erg on
diep, wat voor de stad Brugge aanleiding heeft ge
geven, het zogenaamde kanaal van Oostburg te gra
ven, waarvoor door Karel V de 4e Mei 1515 octrooi
werd verleend. Doel was om bij elk getijde meer
water van het Zwin naar de Braakman, en omgekeerd
te doen vloeien opdat daardoor de bodem van het
Zwin meer zou uitschuren en beter op diepte blijven.
Opgemerkt zij dat genoemde verbinding in die tijd
niet meer de naam van „Elmaere", doch die van
„Passegeule" had verkregen; althans het oostelijk ge
deelte. Zo was er in bovengenoemd octrooi sprake
van een dijk dwars door het kanaal van Oostburg te
Pots Cruce (enkele kilometers ten westen van Oost
burg) en één voor de Passegeule (enkele kilometers
ten oosten van Oostburg). Later is het kanaal van
Oostburg met de Passegeule weer aangeslibd en in
gedijkt en opgenomen in de tegenwoordige Brugse-
vaartpolder, de Nieuweveldpolder, de St. Philipspol
der, de Goudenpolder en de Mauritspolder. Naar de
oude Passegeul zal de ten zuiden daarvan gelegen
Oude Passegeulepolder genoemd zijn, welke later
werd doorsneden door een nieuwe geul die thans nog
als afwateringsgeul dienst doet en ook de naam van
Passegeule verkreeg. Uit vroegere kaarten blijkt dat
deze geul gevormd is door overstromingen en inun
daties gedurende de 80-jarige oorlog. Zo werd tben
bij Coxijde tussen Sluis en Oostburg vanuit het Zwin
een diep naar binnen dringende geul gevormd, het
zogenaamde Coxijdsche Gat; een zijtak daarvan, plm.
2 km ten zuiden van de vroegere Passegeule, vormde
door de Oude Passegeulepolder de verbinding mol de
Braakman en kreeg, zoals bovengenoemd, de ndarh
van Passegeul. Nadat deze in het begin van de 18p
eeuw nog enigszins genormaliseerd was en doorge
trokken door het later ingedijkte Coxijdsche Gat
kreeg ze de loop zoals het tegenwoordige afwaterings
kanaal, de zogenaamde „Linie of Passegeule" heeft.
Het ligt voor de hand dat in de uitgebreide Braak
man, waar tweemaal daags eb en vloed grote hoe
veelheden water in- en uitstroomden, diepe geulen
moesten zyn gevormd en dat Gent, dat een nieuwe
vaart naar zee wenste, en dan niet alleen voor kleine
schepen, maar ook voor zeeschepen, haar oog liet val
len op een verbinding met dit betrekkelijk dichtbij
gelegen grote water te meer daar de diepte van de
Hont- of Westerschelde ook in sterke mate was toe
genomen en daardoor geschikt was geworden voor de
zeevaart. Daar komt nog bij, dat tussen Gent en Zel-
zate reeds een paar op elkaar aansluitende kanaaltjes
of grachten aanwezig waren, die voor het graven van
de nieuwe vaart konden worden gevolgd.
Het ene was de Burggravenvisserij, welke zich van
Gent langs Langerbrugge ongeveer tot het gehucht
Rodenhuize uitstrekte en het andere een oude gracht
die bij Rodenhuize op de Burggravenvisserij aansloot
en naar Zelzate liep, en daar in verbinding stond met
de .destijds in die omgeving veelvuldig voorkomende
moeren.
Zoals reeds opgemerkt werden vroeger die oude
grachten zeer waarschijnlijk gebruikt om de uit de
moeren gegraven turf met scheepjes naar Gent te
vervoeren, om daar als brandstof gebruikt te worden.
Zowel de Burggravenvisserij als de daarop aanslui
tende gracht naar Zelzatte zijn in fig. 1 en 2 aange
geven.
Door vanaf Zelzate tot de Braakman een nieuw ge
deelte kanaal te graven zou een goede verbinding
met zee gevormd kunnen worden.
Gent vroeg hiertoe de nodige machtiging aan en op
26 Mei 1547 werd deze door Karel V (zelf in Gent
geboren) te Turnhout verleend.
De belanrijkste punten van het toen verleende octrooi
luiden als volgt:
le. sedert eeuwen bestaat er van Gent tot Roon-
huizen de Burggravenvisserij die reeds op 26 Augus
tus 1329 met alle rechten en voordelen door Maria,
Burggravin van Gent, echtgenote van graaf de Me-
lun, aan J. de Pauw, in naam der stad handelende,
werd afgestaan voor 50 livres de gros tournoys;
2e. van Roonhuizcn langs ter Donk en door de Rie-
merheide liep een oude gracht, breed 2 a 3 roeden en
diep 2, 3, 4, 5 en 6 voet, lang ongeveer 200 roeden of
7708 ellen. De gracht liep tot een weinig ten zuiden
van de kapel van Zelzate;
3e. die visserij en dat. gedelf moesten slechts worden
verbreed, uitgediept en onder gelijk profiel gebracht
en van gras, vuil en onreinheid worden gezuiverd;
4e. van de brug van Zelzate achter om het huis van
een Nicolaas de Makere, niet ver van de kapel van
I