J - 8 WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R naai te laten graven van Damme naar Sluis. Te Damme was een grote sluis ontworpen en te Sluis een stelsel van zeesluizen. Dit plan is echter niet vol tooid. Enkele jaren later werd aan een ander plan begonnen, volgens hetwelk de bedding van het oude Zwin van Brugge af werd uitgediept tot op enkele kilometers ten noorden van Damme waar het in ver binding werd gebracht met het reeds grotendeels nieuw gegraven kanaal van Damme naar Sluis. Door het leggen van een dam ten zuiden van die verbin ding werd de gemeenschap van Damme met Sluis af gesneden. Te Sluis werden in 15601564 de nieuwe zeesluizen gebouwd, terwijl in 1566 het nieuwe ka naal gereed kwam. Het nieuwe kanaal is reeds aange geven op de situatie van fig. 2. Aangezien het eerste plan, waarin de bouw van een nieuwe sluis te Damme was begrepen, niet geheel voltooid werd, zal de vorm daarvan wel van niet veel betekenis meer geweest zijn om als betrouwbaar mo del te dienen voor de nieuw te maken werken te Sas van Gent. Uit een nog aanwezige tekening daterende uit 1570 (fig. 4) kan echter wel worden afgeleid dat de situa tie ter plaatse tijdens de bouw ongeveer moet geweest zijn ah aangegeven in fig. 5. Ujt fig. 4 blijkt ook dat de Zoete Spui inderdaad werd gebouwd op de zate van de landdijk. Gezien de to tale lengte van de vingerling (570 m), zal de Zoute Spui op een afstand van ongeveer 200 m 'ten noorden van de Zoete Spui gebouwd zijn. Na voltooiing van het werk kon de vingerling grotendeels als begren zing van de schutkolk blijven dienen. Een plattegrond van de Zoete Spui is getekend in fig. 6. De doorvaartwijdte bedraagt 8 m, diepte slag drempels 4.40 m beneden het peil der gemiddelde vloeden, terwijl de lengte plm. 26 m bedraagt. Ter weerszijden van de doorvaartopening is «en over- welfd riool (verlaatsgat) wijd plm. 4 m gebouwd. Eigenaardig zijn boven de riolen dienstwoningen ge plaatst. Het sluishoofd is x oorzien van twee stel punt- deuren (één stel vloed- en één stel ebdeuren). Met de bouw van de Zoute Spui weid het eerst be gonnen. Nadat de vingerling voltooid was en de sluis- put gereed, was men in 1531 zover gevorderd dat op 29 Augustus van dat jaar de eerste steen kon worden gelegd. Dit geschiedde door Antonie de Baenst, rid der van Axpoele, Hansbeke, enz. eerste schepen der stad Gent. Met het afgraven van de landdijk ter plaatse van de te bouwen Zoete Spui en het maken van de fundering daarvoor schijnt het met erg vlot gegaan t^zijn, want eerst op 8 Mei 1561 kon voor de Zoete Spui de eerste steen gelegd worden, hetgeen geschiedde door Adol phe van Bourgogne, ridder heer van Wackene, Ca- pelle en Cathem, groot bailli van Gent, admiraal der Nederlanden, vervolgens Gouverneur van Zeeland. Dit geschiedde ondere grote vreugde in tegenwoor digheid van de aanzienlijke burgers van Gent. Het bouwen van de speijcn of sluizen, kwam begin 1563 gereed, zodat toen nog restte het opruimen van het, buiten de zoute Speije, dwars door de Papegeule liggende gedeelte van de vingerling, om de nieuwe vaarweg voor de scheepvaart open te kunnen stellen. Nadat het opruimen van het gedeelte vingerling bui ten de Zoute Spui was gereed gekomen, werd het nieuwe kanaal op yAprjl 1563 met muziek en zang onder toejuiching vair'duïzenden inwoners der stad en van elders toegestroomde toeschouwers bij het Sas feestelijk geopend. De daarop volgende dag, de 5e April passeerde het eerste schip, hetwelk geladen was met haring, afkomstig uit Dordrecht en geleid door Pieter Soetemelk, geboortig uit Lekkerkerk. Zoals tot in de vorige eeuw gebruikelijk was werden belangrijke werken beschermd om te voorkomen dat door onverlaten daaraan schade zou worden toege bracht. Daarom lieten de Gentenaars ook in 1560 reeds een begin maken met de huizen te beschermen, eerst door een hoornwerk, vervolgens door meerdere versterkingen, zodat later de door vestingwerken om ringde sluis de naam verkreeg van het ,,Hoge Sas van Gent", in tegenstelling tot de plaats in het westen die later ook door vestingwerken werd omringd en de naam kreeg van het „Lage Sas van Gent". Fig. 7 geeft de toestand van het versterkte Sas van Gent in het jaar 1750. Tijdens de aanleg van het kanaal had Gent zich zo danig veilig weten te stellen dat de voordelen welke uit de aanwezigheid van het kanaal zouden kunnen voortvloeien alleen ten bate van de stad zouden ko men. De mogelijkheid was n.l. niet uitgesloten dat na openstelling van de vaart, de goederea. welke daar door zouden worden aan- of pfgevoerd niet alleen in Gent, doch ook langs het kanaal en bij het Sas zouden worden gelost of geladen. Teneinde dit te voorkomen hadden de Gentenaars weten te bereiken, dat reeds op 25 Mei 1551 te Brussel een ordonnantie werd uit gegeven, waarin o.m. werd bepaald, dat de nieuwe door haar gemaakte vaart niet zou mogen worden gebruikt voor het stapelen, verkopen of ontladen van goederen, waren of koopmansschepen tussen Langer- brugge en ’t Sas. Voorts vroegen de schepenen van Gent in 1561 aan de Graaf van Vlaanderen, vertegenwoordigd door zijn halfzuster Gouvernante Margaretha van Parma, om Fig. 6 Plattegrond van de Zoete Speye te Bai van Gent.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1969 | | pagina 25