J - 8
WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R
plaatst. Het sluishoofd is x oorzicn van twee stel punt-
deuren (één stel vloed- en één stel ebdeuren).
Met de bouw van de Zoute Spui weid het eerst be
gonnen. Nadat de vingerling voltooid was en de sluis-
put gereed, was men in 1531 zover gevorderd dat op
29 Augustus van dat jaar de eerste steen kon worden
gelegd. Dit geschiedde door Antonie de Baenst, rid
der van Axpoele, Hansbeke, enz. eerste schepen der
stad Gent.
Met het afgraven van de landdijk ter plaatse van de
te bouwen Zoete Spui en het maken van de fundering
daarvoor schijnt het niet erg vlot gegaan Ui zijn, want
eerst op 8 Mei 1561 kon voor de Zoete Spui de eerste
steen gelegd worden, hetgeen geschiedde door Adol
phe van Bourgogne, ridder heer van Wackcne, Ca-
pelle en Cathem, groot bailli van GenX, admiraal der
Nederlanden, vervolgens Gouverneur van Zeeland.
Dit geschiedde ondere grote vreugde in tegenwoor
digheid van de aanzienlijke burgers van Gent.
Het bouwen van de speijen of sluizen, kwam begin
1563 gereed, zodat toen nog restte het opruimen van
het, buiten de zoute Speije, dwars door de Papegeule
liggende gedeelte van de vingerling, om de nieuwe
vaarweg voor de scheepvaart open te kunnen stellen.
Nadat het opruimen van het gedeelte vingerling bui
ten de Zoute Spui was gereed gekomen, werd het
nieuwe kanaal op ‘iAnrij!563 met muziek en zang
onder toejuiching vaifduTzenden inwoners der stad
en van elders toegestroomde toeschouwers bij het Sas
feestelijk geopend. De daarop volgende dag, de 5e
April passeerde het eerste schip, hetwelk geladen
was met haring, afkomstig uit Dordrecht en geleid
door Pieter Soetemelk, geboortig uit Lekkerkerk.
Zoals tot in de vorige eeuw gebruikelijk was werden
belangrijke werken beschermd om te voorkomen dat
door onverlaten daaraan schade zou worden toege
bracht. Daarom lieten de Gentenaars ook in 1560
reeds een begin maken met de huizen te beschermen,
eerst door een hoornwerk, vervolgens door meerdere
versterkingen, zodat later de door vestingwerken om
ringde sluis de naam verkreeg van het „Hoge Sas van
Gent”, in tegenstelling tot de plaats in het westen die
later ook door vestingwerken werd omringd en de
naam kreeg van hel „Lage Sas van Gent".
Fig. 7 geeft de toestand van het versterkte Sas van
Gent in het jaar 1750.
Tijdens de aanleg van het kanaal had Gent zich zo
danig veilig weten te stellen dat de voordelen welke
uit de aanwezigheid van het kanaal zouden kunnen
voortvloeien alleen ten bate van de stad zouden ko
men. De mogelijkheid was n.l. niet uitgesloten dat na
openstelling van de vaart, de goederen welke daar
door zouden worden aan- of pfgevoerd niet alleen in
Gent, doch ook langs het kanaal en bij het Sas zouden
worden gelost of geladen. Teneinde dit te voorkomen
hadden de Gentenaars weten te bereiken, dat reeds
op 25 Mei 1551 te Brussel een ordonnantie werd uit
gegeven, waarin o.m. werd bepaald, dat de nieuwe
door haar gemaakte vaart niet zou mogen worden
gebruikt voor het stapelen, verkopen of ontladen van
goederen, waren of koopmansschepen tussen Langer-
brugge en 't Sas.
Voorts vroegen de schepenen van Gent in 1561 aan
de Graaf van Vlaanderen, vertegenwoordigd door zijn
halfzuster Gouvernante Margaretha van Parma, om
naai te laten graven van Damme naar Sluis. Te
Damme was een grote sluis ontworpen en te Sluis
een stelsel van zeesluizen. Dit plan is echter niet vol
tooid. Enkele jaren later werd aan een ander plan
begonnen, volgens hetwelk de bedding van het oude
Zwin van Brugge af werd uitgediept tot op enkele
kilometers ten noorden van Damme waar het in ver
binding werd gebracht met het reeds grotendeels
nieuw gegraven kanaal van Damme naar Sluis. Door
het leggen van een dam ten zuiden van die verbin
ding werd de gemeenschap van Damme met Sluis af
gesneden. Te Sluis werden in 15601564 de nieuwe
zeesluizen gebouwd, terwijl in 1566 het nieuwe ka
naal gereed kwam. Het nieuwe kanaal is reeds aange
geven op de situatie van fig. 2.
Aangezien het eerste plan, waarin de bouw van een
nieuwe sluis te Damme was begrepen, niet geheel
voltooid werd, zal de vorm daarvan wel van niet veel
betekenis meer geweest zijn om als betrouwbaar mo
del te dienen voor de nieuw te maken werken te Sas
van Gent.
Uit een nog aanwezige tekening daterende uit 1576
(fig. 4) kan echter wel worden afgeleid dat de situa
tie ter plaatse tijdens de bouw ongeveer moet geweest
zijn als aangegeven in fig. 5.
Ujt fig. 4 blijkt ook dat de Zoete Spui inderdaad werd
gebouwd op de zate van de landdijk. Gezien de to
tale lengte van de vingerling (570 m), zal de Zoute
Spui op een afstand van ongeveer 200 m ten noorden
van de Zoete Spui gebouwd zijn. Na voltooiing van
het werk kon de vingerling grotendeels als begren
zing van de schutkolk blijven dienen.
Een plattegrond van de Zoete Spui is getekend in
fig. 6. De doorvaartwijdte bedraagt 8 rn, diepte slag
drempels 4 40 m beneden het peil der gemiddelde
vloeden, terwijl de lengte plm. 26 m bedraagt. Ter
weerszoden van de doorvaartopening is een over-
wclfd riool (verlaatsgat) wijd plm. 4 m gebouwd.
Eigenaardig zijn boven de riolen dienstwoningen ge-
Fig. 6 Plattegrond van de Zoete Speye te 8u van Gent.