2
rx-
z
.uw (7
^mcq-Z^
WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R.
J - 11
I
~\v,
1
'J
'a”e.
I
I
X
X
•n
rl-
1 l
dige polder Beoosten
Wulfdijkspolder.
Ten oosten van Terneuzen trof men de Othcne».
kreek aan, die op kaarten van plm. 1550 (zie ook ti;;
3) nergens te vinden is. Vermoedelijk is ze, evenul
het Hellegat, ontstaan tengevolge van de hiervoren
genoemde inundaties in 1586.
Ten noordoosten van Hulst bevonden zich nog uitge-
'breide schorren, waaronder die van het verdronkc.i
land van Saeftinge.
Zo was dus, in 't kort geschetst, de situatie v*n
Zeeuwsch-Vlaanderen toen de plannen voor verlen
ging of verbetering van de Sasse vaart ter sprak,
kwamen.
on»
noeg geheel Oostburg en voor een déél ook de om
streken van Sluis, Heille, Aardenburg en St. Kruis
met het reeds lang geleden verdronken land van
IJzendijke een gebied van schorren en slikken, waar
van alleen de hoogste plaatsen bij laag water droog
vielen, terwijl bij hoog water een grote watervlakte
te zien was, waaruit de bouwvallen van kerken en to
rens omhoog staken. Fig. 8, welke een overzicht geeft
van Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, omstreeks 1650,
doet zien welke omvang de inundatie's hadden ver
kregen.
Eerst tijdens en na het twaalfjarig bestand kwam er
verbetering in de toestand. Zowel in Oost- als in
West Zeeuwsch-Vlaanderen werden toen verschillen
de polders herdijkt. In 't laatst van de 17e eeuw leed
men nog veel verlies door overstromingen. De vloed
van 26 Januari 1682 overstroomde het gehele Hul-
sterambacht. Verder was Zeeuwsch-Vlaanderen, ook
na 1648 nog vaak het terrein van strij^i, waardoor ver
schillende polders nu eens werden bedijkt en dan
weer aan-het water prijs gegeven.
Niettegenstaande de vele moeilijkheden werd het be-
dijkingswerk voortgezet en zag Zeeuwsch-Vlaanderen
in het begin van de 19e eeuw er uit als in fig. 9 is
getekend.
In het westen was het Zwin weer ongeveer terugge
bracht tot de afmetingen die het had in 1550. De Pas-
segeul, welke zoals reeds eerder werd opgemerkt, is
ontstaan door inundatie's en overstromingen, gedu
rende en na de 80-jarige oorlog, was nog aanwezig,
maar door dammen ten zuiden van Oostburg en Bier
vliet afgesloten.
Het water dat het land van Cadzand van het Oost-
burgerambacht scheidde, was eveneens van de zee af
gesloten door dammen ten noorden van Oostburg en
o
o
o
ten oosten van Breskens.
De Braakman, hoewel voor een groot gedeeli.
schorren bestaande, had nog grote afmetingen
water kwam nog tot de Sasdijk, plm. 3 km ten w
van Axel. In het noordeinde van die dijk was
een verwaarloosde schutsluis, de zogenaamde
sche Sassing, en in het zuideinde een uitwateri
sluis aanwezig.
Naar het zuiden liep vanuit de Braakman nog di-
deeltelijk verzande Papegeule tot Sas van Gent, wr
toen het „Sasse gat” werd genoemd. Deze kreek -
ten oosten van Sas van Gent door een dam afgeslo
waarin zich een uitwateringssluis met vier doors
mingsopeningen, de z.g.n. „Passluis”, bevond.
Een vrij groot gebied tussen Axel en Hulst besi .4
nog uit schorren, echter niet meer in directe ver. m
ding met zee, omdat ze daarvan in het westen dot’
bovengenoemde Sasdijk en in het noorden dooi .ie;
dijk in het Hellegat de nieuwe dijk tussen Lunur.-
hoek en Rijgersbosch genaamd waren afgeslnt-
Het gebied tussen deze dijken vormt de tegenwc’M
dige polder Beoosten en bewesten Blij en de Riet- v
O
ZpnMot
Ktojrsr*:
'Jeremex
V—
I.
Êpcno
Srtwón
ÏÖJTWT»
"vk-ni.ï
V-vz
lowwi
C«M
I
Sctwkh
Flg. 9. Vlaanderen onuitreeki 1820
WÖTJ£»«XX
-X andnj;
BcamcUt
i
hn t— i
VLAANDCRfNr IP
uii'l
.ui
Ktecjsij.1
‘SRll
*4
CwnVt
O
O
V
ipT’j.
M>^ni
r •5<DCpCUf«
tt
^>proTi
bCA-Ci
9tKru»
.5jW«