WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R.
J - 35
HET GRAVEN VAN EEN ZIJKANAAL VIA DE
AXELSE SASSING NAAR AXEL EN HULST
Het graven van dit zijkanaal werd eigenlijk genoemd
„de wederopening ener scheepvaart naar de steden
Axel en Hulst” omdat het 'vroeger als zodanig reeds
dienst had kunnen doen, doch door aanslibbingen te
ondiep was geworden.
Dit kanaal moest tevens dienst doen voor afwatering
van de polders Riet- en Wolfsdijk, Absdale, Groot- en
Klein Ferdinandus, St Jansteen, De Kling, mitsgaders
Groot nieuw en klein Kieldrecht. De ligging van dit
kanaal is aangegeven in fig. 11.
De bodemdiepte bedroeg bij de aansluiting van het
hoofdkanaal te Sluiskil 4.78 m en bij de Axelse
Sassing 4.2 m Over dat gedeelte was de dwarsdoor
snede als getekend in fig. 27. Het moest in een ge
schikte richting door de aanwassen tot aan de Sas
sing worden gegraven, met een verwijding nabij die
Sassing tot 16 m over een lengte van 20 m.
Langs de noordzijde werd een trekpad aangelegd, aan
vankelijk over of tegen de dijk van de Koegorspolder
en verder over het schor, ter breedte van 4 m op de
kruin.
Vanaf de Axelse Sassing tot de stad Axel moest een
geul of kanaal worden geformeerd met een bodem
diepte van 4.20 m en een bodembreedte van 8 m. De
richting daarvan volgde de noordelijke rand van de
Axelse vlakte tot Axel en verder, tot in de zogenaam
de Hulstervlakte bij de verkorting no. 8, de meest ge
schikte strekking door de oude kreken, waterleidin
gen en valleien en tenslotte tot de sluis of brug aan
het oude havenfort te Hulst, de noordoostelijke rand
van de Hulstervlakte.
Een trekpad moest worden aangelegd van de Axelse
Sassing tot aan de Verkorting bij de Kijkuit, langs de
noordzijde, vandaar tot no. 8 in de Hulstervlakte langs
en verder langs de noordoostzijde van het
Nadat hierover was gerapporteerd werd door ge
noemde Gouverneur op 17 Juni 1827 overeengekomen
met de concessionarissen dat bij wijze van proef door
bekende middelen, rietschuttingen, stropoten, gewas
sen zaaien of planten die goed willen uitgroeien, de
Verstuivingen moesten worden bestreden. In elk ge
val zou het reeds op het trekpad opgestoven zand
worden opgeruimd.
Verdere moeilijkheden werden niet ondervonden. Wel
blijkt uit een schrijven van de Inspecteur-Generaal
van 20 November 1826 dat volgens courantenberich
ten te Zelzate bekledingsmuren zouden zijn ingestort,
doch deze berichten bleken van alle grond ontbloot te
zijn.
Betrekkelijk kort vóór de opening van het kanaal
werd nog een wijziging in het tracé te Gent aange
bracht. Bij Koninklijk Besluit van 21 Juni 1827 werd
namelijk bepaald, dat in afwijking met het bestek,
het gedeelte Tolhuis-Meulestede in een rechte lijn
zou worden aangelegd.
Niettegenstaande deze wijzigingen is men er in ge
slaagd de verbeteringswerken op tijd te voltooien, zo
dat men bij de opening ook op Belgisch gebied over
een behoorlijke scheepvaartweg beschikte.
de zuidzijde
kanaal.
In de wegen, welke werden gekruist, moesten over
het kanaal houten ophaalbruggen worden gemaakt
met een doorvaartwijdte van 8 m.
Voor de stad Axel en ook voor Hulst moe-,, oen los
plaats ter lengte 40 m v.rrden gemaakt door mid
del van houten beschoeiingen of rijzen pakwerken
volgens keuze van de aannemer.
Een gedetailleerd bestek voor dit werk, waarin ook
begrepen was de restauratie van de reeds beschreven
Sassing, werd eerst op 5 Maart 1827 ingezonden.
Het gedeelte vanaf het hoofdkanaal tot de Sassing
werd het eerst uitgevoerd en kwam gereed vóór de
opening van het hoofdkanaal op 18 November.
Daarna werkte men gedurende de winter nog met
150 man aan. het verdere gedeelte van dat kanaal.
Voor het gedeelte tussen Hulst en Kijkuit moesten
toen de gronden nog onteigend worden.
In 1828 werd het werk voortgezet hoewel het niet al
te best vlotte. Het feit dat in Juni van dat jaar de con
cessie werd ingetrokken (waarover verder meer), zal
daarop wel van invloed geweest zijn.
Kwaadwilligheid kwam daarbij ook al in het spel. Zr,
werd in Februari gerapporteerd dat in het kanaal
niet éénmaal, maar meerdere malen dammen waren
doorgestoken.
Na de opzegging van de concessie werd net werk ge
deeltelijk in eigen beheer en gedeeltelijk door een
aannemer voortgezet. Het is echter niet gelukt in dat
tempo te werken als waarin de werken voor het hoofd
kanaal werden uitgevoerd. Geleidelijk kwam het
werk stil te liggen. Men was niet veel verder gekomen
dan tot Kijkuit, dus ongeveer halverwege tussen Axel
en Hulst.
Begin 1830 werd echter besloten het reeds gegraven
gedeelte te voltooien en het nog resterende gedeelte
naar Hulst alsnog te graven. De 16e April 1830 ver
scheen een Koninklijk Besluit waarin de permanente
Commissie uit het Amortisatie-Syndicaat werd ge
machtigd het onvoltooide gedeelte van het zijkanaal
van Hulst naar de vaart van Terneuzen vanaf de stad
Axel tot op 60 m beneden de Hogeweg in de Riet- en
Wulf dij kspolder af te maken en verder het kanaal,
van het laatstgenoemd punt tot op 10 m van het
stortebed der sluis aan het oud havenfort te Hulst,
ter lengte van ongeveer 4680 m te graven. Opnieuw
werd daarbij bepaald dat trekpaden moesten worden
gemaakt, de bodemdiepte gelijk aan die van de vloer
van de Axelse Sassing (4.20 m de bodembreedte
8 m en de belopen onder een helling van 2 1.
Genoemde Commissie zou echter niet het genoegen
smaken de werken te voltooien. Slechts enkele maan
den later brak de Belgische opstand uit en moest van
verdere voltooiing worden afgezien en, zoals uit de
reeds gegeven beschrijving van de Sassing is geble
ken, heeft het gegraven gedeelte slechts tot 1851
dienst kunnen doen voor de scheepvaart.
Fig. 28 geeft nog een aardig beeld van een klein ge
deelte van het onvoltooide kanaal ten oosten van Axel.
Fig. 27.
DWARSPROFIEL Z'JKANAAL NAAR AXELSE SASSING.