1 TIJDSCHRIFT OTAR. J - 49 zijn omvang 5. M. van D. KEUR zijn hoofdzakelijk aan de hand -o gegevens samenge- VOORNAAMSTE BRONNEN EN GERAAD PLEEGDE WERKEN 1. Rijksarchief te Middelburg. 2. Stadsarchief te Gent. 3. Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. 4. A. A. Beekman, Geschiedkundige atlas van Ne- 12. R. de Ndeijer en M. vaart rond Gent. TOELICHTING OP DE TEKENINGEN Fig. 1, is getekend met gebruikmaking van de tegen woordige topografische kaart voor wat betreft de ligging van plaatsen en rivieren, voor zover die ongewijzigd zijn gebleven. Overigens is gebruik gegevens uit bovenge- Tenslotte zij nog vermeld dat na de aanleg van het kanaal, de Braakman vanaf de toen gemaakte afsluit dijk geleidelijk is aangeslibd en ingedijkt, terwijl thans werken worden uitgevoerd en een afsluitdijk is tot stand gekomen voor algehele inpoldering van de in de 16e eeuw zo machtige zeearm (zie fig. 42). Ook het Hellegat en de Zwinarmen zijn grotendeels inge dijkt, terwijl in België nog enkele kanalen werden ge- gemaakt van kaarten en p noemde bronnen en werken, waaruit de meeste aannemelijke gegevens zijn overgenomen. Fig. 2, is eveneens met gebruikmaking van de topo grafische kaart samengesteld. Verder getekend haar een kaart uit de atlas van Chr. sGrooten (c. 1570, afgedrukt ih fig. 3) en naar verschillende door derden ter beschikking gestelde kaarten, alsmede naar op de Waterstaatskaart vermelde gegevens. Fig. 4 en 6, zijn overgenomen van in het Stadsarchief te Gent aanwezige tekeningen. Fig. 7, is overgenomen uit een in het Rijksarchief te Middelburg aanwezige kaart. Fig. 8, is overgenomen van een kaart uit de verzame ling van M. F. Lantsheer en F. Nagtglas, Zelandia Illistrat» De overige tekeningen van uit de archieven verzamelde steld. graven n.l. het afwateringskanaal van de Leie en het Leopoldkanaal, terwijl thans in uitvoering is het ma ken van een ringvaart rond Gent, zodat het vroegere Vlaanderen ten noorden van Gent thans in platte grond een aanzien heeft verkregen als de tekening van fig. 43 ons doet zien en waaruit met voldoening kan worden geconstateerd dat Zeeuwsch-Vlaanderen uitgezonderd het verdronken landjvan Saaftinge, weer j van 1300 heeft herkregen. derland. Empel en H. Pieters, Zeeland door de eeuwen heen. 6. J. Adriaanse, In de poort van Hulst. 7. J. Boes, De Lieve, eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de zee. 8. A. de Smet, De Geschiedenis van het Zwin. 9. 400 jaar Sas van Gent, programma uitgegeven bij de viering van het 400-jarig bestaan van Sas van de viering Gent. 10. J. Nelemans, Werken tot verbetering van het ka naal van Gent naar Terneuzen, overdruk uit ge denkboek van het Koninklijk Instituut van Inge nieurs 1847-1897. 11. A. R. van Loon en N. C. Lambrechtsen, Het kanaal van Gent naar Terneuzen, overdruk uit de Inge nieur van 24 Juli 1909, no. 30. van Cauwenberge, De Ring- W ATERBOUWKUNDIG ring van die werken, vooral tussen dé’ laatste twee wereldoorlogen, viel een sterke stijging waar te nemen. Voor de zeevaart werd het toppunt bereikt in 1929 en voor de binnenvaart in 1937. Te Terneuzen werden in 1929 totaal 6733 zeeschepen met een netto-inhoud van 14,8 millioen S.t. op- of afgeschut, terwijl in 1910 het aantal vaartuigen 3214 bedroeg met een totaal bruto- inhoud van 9,1 millioen ton. Het aantal te Terneuzen in 1937 op- of afgeschutte binnenvaartschepen bedroeg 43101 met een totaal laadvermogen van 13,7 miliioen ton, terwijl voor 1910 het aantal 15863 en het laadvermogen 3.6 millioen ton bedroeg. Gedurende de oorlog in 1940-1945 is het scheepvaart verkeer, althans voor de zeevaart, bijna tot stilstand gekomen, terwijl de binnenvaart ook zeer sterk ver minderde. Na de bevryding is het verkeer weer ge leidelijk toegenomen zodat in 1951 zowel voor het ahntal als de tonnenmaat bijna het gemiddelde van dé periode 1939-1940 is bereikt. In fig. 41 zijn de gegevens voor de zee- en binnenvaart afzonderlek grafisch voorgesteld. Daarbij zij opge merkt dat tussen 1926 en 1938 voor de zeevaart de petto-inhouden werden genoteerd, terwijl vóór en na die periode de bruto-inhouden werden opgenomen. Vit de grafiek blijkt duidelijk dat vooral de binnen vaart op het kanaal van grote betekenis is. In het bij zond erna de eerste wereldoorlog is ze in sterke fjnate tcegenomen; ze steeg tussen 1930 en 1940 tot Tuim het dubbele van vóór die oorlog. Na de tweede 'wereldoorlog, waarin ook de binnenvaart op het ka- jpaal bijna tot stilstand kwam, is ze geleidelijk weer toegenomen, zodanig dat in 1951 weer ongeveer het gemiddelde van 1930-1940 werd bereikt. Niet alleen voor de scheepvaart en gedeeltelijk voor afwatering is het kanaal van betekenis, doch ook voor de vestiging van industrieën. Zo zijn vooral in België belangrijke industriegebouwen langs het kanaal ver rezen. Ook op Nederlands grondgebied zetten zij zich voort, voornamelijk te Sas van Gent en te Sluiskil. Te Terneuzen treft men langs het kanaal een scheeps werf en een betonfabriek aan. Laatstgenoemde plaat sen hebben voor een groot deel hun opkomst te dan kan aan de bedrijvigheid door de scheepvaart en aan de industrie, dus middellijk aan de aanwezigheid van het kanaal. Het aantal inwoners van Terneuzen, dat bij de aan leg van het kanaal 1500 bedroeg, is thans gestegen tot 13000, waarbij het tot Terneuzen behorende ge deelte van Sluiskil is inbegrepen. Voor Sas van Gent bedragen die getallen respectievelijk 1000 en 3700. Door de doortrekking van het kanaal van Sas van Gent naar Terneuzen heeft het doorsneden gebied van Zeeuwsch-Vlaanderen zich dus wel merkbaar kunnen ontwikkelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1971 | | pagina 29