u
E
rc
r
57
J
TERNEUZEN
BINNENVAARTSLUIS
TE
AS.*
36 4,00
f-
SCHELDEZIJDE
KLEINE KOLKIQ6QQ
OOORSN. A-A
DOORSN. ft- B
O
SO
IDO
A
Door het spuiriool kan tenminste 100 m3/sec. gemid
deld over een etmaal worden afgevoerd. Dit houdt in
dat tijdens laagwater wordt gespuid met een debiet van
circa 150 m3/sec.
Het stroombeeld in de buitenhaven is tengevolge van
de centrale uitstroomopening symmetrisch. Het zoete
spuiwater zal over het zwaardere water in de buiten
voorhaven afstromen. De oppervlaktesnelheden zullen
maximaal circa 1 m/sec. bedragen. Dwarsstromen tre
den vrijwel niet op.
OOORSN. C-C
6,00*
7.00-
b. Binnenvaartsluis
De nieuwe binnenvaartsluis (fig. 11), gelegen ten oos
ten van de bestaande Westsluis, dient ter vervanging van
de bestaande sluizen voor de binnenvaart, de Midden-
en de Oostsluis.
De afmetingen van de nieuwe binnenvaartsluis zijn
afgestemd op de duwyaart. De doorvaartbreedte in de
hoofden en de kolken is 24 m, de drempels liggen op
N.A.P. 6,50 m. De sluis verkrijgt een tussenhoofd,
waardoor de te gebruiken kolklengte kan worden aan
gepast aan de door te schutten schepen. Als kerings-
middelen bleken stalen puntdeuren de meest economi
sche oplossing te geven.
De waterkerende hoogte van de sluis bedraagt, even
als bij de nieuwe zeesluis, NAJP. 6 m. Schutbeperkin-
gen vanwege een te geringe vaardiepte boven de slag
drempels zullen niet voorkomen.
De sluis wordt overbrugd door twee enkele bascule-
bruggen, overeenkomende met die voor de nieuwe zee-
vaartsluis. Het vullen en ledigen van de kolken zal ge
schieden dor middel van schuiven in de puntdeuren.
Afhankelijk van de waterstand op de Schelde ten op
zichte van het kanaalpeil, kunnen de onderstaande
schutkolklengten worden benut:
L» C
GROTE KOLK 160 00
ONVERDEELDE KOLK 235,00
den gehouden. Anderzijds moet worden getracht het
zoute water, dat op het kanaal komt, in de directe om
geving van de sluis te verzamelen en naar de Wester-
schelde af te voeren.
De hoeveelheid zout water, die op het kanaal komt,
kan door de volgende maatregelen en voorziening wor
den beperkt.
1. Het tussenhoofd maakt het mogelijk de te gebruiken
schutkolklengte aan te passen aan de door te schut
ten schepen.
2. De eerder genoemde drempel op N.A.P. 10,37 m
aan de zuidzijde van het binnenhoofd vermindert de
uitwisseling van zout en zoet water tussen schutkolk
en kanaal.
3. De uitwisseling tussen het water in de buitenvoor
haven en in de schutkolk en tussen het water in de
schutkolk en in het kanaal, kan worden beperkt door
het opwekken van verticale luchtbellenschermen in de
sluishoofden. Blijkens laboratorium- en praktijkproe
ven kan hiermee een aanzienlijke reductie van het
zoutbezwaar worden verkregen.
4. Bij voldoend verval tussen het kanaal en de Wester
schelde is het mogelijk de zouttong, die over de drem
pel in het binnenhoofd het kanaal wil optrekken, via
de diepgelegen instroomopening van het spuiriool on
middellijk af te spuien.
Het op de zeesluis aansluitende kanaalgedeelte zal ver
diept worden aangelegd. In deze zogenaamde zoutkom
kan het zwaardere zoute water worden opgevangen om
later met kleine debieten te worden afgevoerd, via het
spuiriool naar de Westerschelde. Tijdens hoge buiten
waterstanden zal het bekken als akkumulator fungeren.
Spuien
Grote debieten, afkomstig uit België, kunnen door het
spuiriool op de Westerschelde worden geloosd.
fig. 11. Nieuwe binnenvaartsluis.
GHV.