BIERBROUWERIJ "DE DUIF" L 104 plichtsgetrouwe brouwersknechten hielpen hem. Er is ongetwijfeld maar éën gemeente geweest in Nederland waar drie bierbrouwe rijen een lucratief bestaan hebben beleefd. Dat is gebeurd in Westdorpe, een dorpsgemeenschap van 1870 zielen. Grootpapa Franciscus Dellaert begon ermee in 1898. De schoolmeester Rudolf Hamer linck, een zelf ontwikkeld scheikundevorser vol vernuft en energie, met een uitgesproken drang naar nieuwe dingen, prikkelde grootpapa's ondernemingsgeest door voorbeelden aan te halen van rijke inkomens onder de bierbrouwers van Belgisch- Vlaanderen, waar grof geld verdiend werd met dit edele gerstenat. Ter verwezelijking van zijn bier-industrie kocht grootpapa deboerderij van de familie Hesters (in de volksmond nooit anders genoemd dan de "Nesterkens")Dat was Jantje Hesters met zijn twee ongetrouwde zusters, die nauwelijks de kost verdienden in een perspectiefloos landbouwbedrijf. Op dit erf stond een enorme schuur van zwaar eikenhout en bekend in de wijde omgeving voor zijn uit één stuk lange eiken kepers van 18 meter. riet huis van deze boerderij stond aan de zuidzijde van de Graaf Jansdijk en het lijkt erop dat Graaf Jan indertijd zijn stormdijk door de boerderij heeft gelegd. Grootpapa bouwde zijn nieuwe woning en zijn bierbrouwerij (later ook de Mouterij) in de moestuin van deze hofstede en de familie Hesters bleef rustig en vredig wonen in hun eigen huis, aan de overkant van de straat van waaruit zij de plotse linge bouwbedrijvigheid van allerlei vreemde dingen konden gadeslaan. In de bierbrouwerij "De Duif" werd net beste bier gebrouwen van het land. Er zijn verzen gedicht op dit schuimende bier. Liedjes werden er op gezongen en hij die er van dronk, deed zijn ogen dicht van zalige genoegdoening'. Tijdens een staking in de Walsenmolen in Sas van Gent (de meelfabriek) die was aangevuurd door de voor sociale gerechtigheid vechtende Hr.Verhaak, uitgever van de "Zeeuwsche Koerier", kwam een gedicht voor in zijn krant over dit wonderlijk lekkere bier. Hij offreerde zelfs de stakers een glas bier, die daar bijzonder mee in hun schik waren en de stakende menigte zong luidkeels "en nog wel liefst een glas Dellaerts bier". Oom August trok Bclgisch-Vlaanderen in om de kunst van bierbrouwen te leren. Men zou Kunnen beweren dat er niet zo heel veel te leren was, maar de twee bier brouwerijen die later als concurenten in Westdorpe zijn verrezen, hebben op geen stukken na de kwaliteit van het bier uit "De Duif" kunnen evenaren. Een van deze brouwerijen leverde zelfs bier dat stonk en het is een raadsel gebleven hoe het mogelijk is geweest, dat dergelijk slecht bier toch nog werd gedronken. Eb twee bierbrouwerijen in Sas van Gent brachten het niet veel verder. Zij hebben meestal gootwater geleverd. Dat kon ook niet anders. Hun grondwater- wellen werden gevoed met brak water uit het kanaal Gent-Temeuzen en nergens in ~eeuwscn-\laandercn bestond een waterleiding. Het aanboren van geschikt water en de vakkundigheid van oom August hebben dit heerlijke bier uit de brouwerij "De Duif" naam gegeven. Een team uitermate hardwerkende en plichtsgetrouwe brouwersknechten hielpen hem. lot ver in de omtrek deed dit biei' opgang. Lange tweetremige bierkarren voerden net naar Axel, zaamslag, Ternezen, Hoek, Philippine, de Zandstraat, Sas van Gent, Zuiddorpe, Koewacht, Overslag en overal waar van 25 liter, van 12Ü en over de 200 liter werden over de liggers van de bierkarren geschoven, uit de kelders van de brouwerij. Zij vertrokken 's-morgens vroeg, volgeladen en keerde 's-avonds met lege tonnen terug. Ik zie ze nog wegrijden, deze lichtlopende tweewielige bierkarren op veren, kundig uitgebalanceerd door de bier- koetsiers. Geen druk kwam op het paard dat in de zomer een kopnet, een borstnet en een rugnet kreeg tegen de vliegen, netjes versierd met rode en groene trosjes. Wee de kneent die deze spullen niet in orde had, of het paard inspande in een ongepoetst gareel. Dan sloeg grootpapa er met de stok op. Zelfs de paardenhoeven werden in blinkende schoencrême gezet. Een van de oudste, meest bedreven biertransporteurs was Edmond van Hecke. Met zijn kapiteinspet kroop hij op de bok en zijn volle pittige snor boezemde ontzag m aan elke passant. In het seizoen werd dagelijks bier gebrouwen. Dan kookte vele hectoliters bier in koperen ketels en sloegen flarden schuim de lucht in. Op een afstand stonden wij dan te kijken naar net geweld van kokend bier en als de zak Beierse hop in de ketel werd gegooid, dan kleurden de schuimbellen on in een briljant regenboogspel men dorst had. Tonnetjes (kwartjes) geschoven, uit de kelders van de brouwerij. Zij vertrokken

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1979 | | pagina 40