L 105 zou hebben. Met de veelal grote verschei- zo eenvoudig. Als de meester- dan volgde Minister Colijn gaf indertijd de doodsteek aan deze bedrijven. In zijn Calvinistische geloofsovertuiging tegen drankmisbruik, voerde hij de nieuwe drankwet in. De helft van de herbergen moesten sluiten wegens te hoge verbouwingskosten en hij verdubbelde bovendien nog de bieraccijns. De goede tijd voor de bierbrouwers lag tussen de jaren 1900 en 1918. Grootpapa werd een kapitaalkrachtig man. Hij leende geld uit aan caféhouders tegen lage rente en wist op deze manier een vijftigtal herbergiers te verplichten bier te tappen van zijn eigen brouwerijHij liet café's bouwen of kocht deze panden. Stambierhuizen op drukke punten of in ontwikkelings gebieden o.a. in de Blikstraat bij de in aanbouw zijnde staalfabriek in lerneuzen. Dat waren ook weleens schippershuizen aan het kanaal of bij de sluizen of op marktpleinen, waar de boeren samenscholen op de marktdagen. Maar gouden bergen worden snel ondergraven en kapers verschenen op de markt Nogmaals Rudolf Hamerlinck, de onderwijzer, die het in die tijd ook niet Dreed had, ontving jaarlijks nog altijd een vergoeding van grootpapa voor de bierhint. Desniettemin voerde hij ondergrondse aktiviteiten om nog meer bierbrouwerijen op te richten. Dat werden concurrenten en een tweede bierbrouwerij verscheen in Westdorpe. Dat was de brouwerij "de Volharding" van Camiel van Waes toen burgemeester van hestdorpe. Zijn zoon Emiel werd de nieuwe bierbrouwer. Maar dat was nog niet het einde van de biergolf. Een derde bierfabriek volgde van Basil van Waes met de vreemde naam van "de Witte Leeuw". Nog enkele jaren liepen de bierbrouwerijen gesmeerd. De talrijke Belgische ylugtelingen tijdens de oorlog 1914-1918, verspreid over Zeeuwsch-Vlaanderen, dronken graag hun pint. Na de eerste wereldoorlog verminderde het bierverbruik aanzienlijk en de grote bedrijven kochten de kleine brouwerijen op. Deze sloten hun bedrijf of zij werden verkoopagent van de Drie Hoefijzers, van Amstel, Heineken of de Gekroonde Valk. Het flessenkoolzuurbier beheerste de markt en dat is tot heden toe zo gebleven. van 16 graden Celsius. Van tevoren moest het bieraccijns worden betaald |- - - 1 - worden becijferd hoeveel bier men Met het zicht op de kokende massa en verscholen achter een schut, zat de eerste brouwersknecht Alphons de Kousemaker, met een lange stok het kolenvuur te regelen door de deur van de vuurhaard te openen of dicht, te doen, teneinde de ketel in bedwang te houden en overkoken te voorkomen. Na 3 uur koken moest het bier afkoelen en wel liefst zo snel mogelijk om verlies door verdamping zoveel mogelijk tegen te gaan. Witte wolken damp stegen dan op door het pannendak van de brouwerij en een lucht van warm bier verspreidde zich over de gemeente. Vóór het aflaten van het bier uit de kookketel daasde de meesterbrouwer rond in een zenuwachtige spanning of de komiezen zouden komen of wegblijven Dat waren twee kerels van het Douanekantoor uit Sas van Gent, belast met de accijnscontröle op versgebrouwen bier. De formule voor het berekenen van deze accijns werd verkregen door de densiteit en de hoeveelheid hecto liters Altijd zes, maar soms meer spiedende ogen keken dan vol spanrang in een doodse stilte naar de gradenmeter, hoever hij wel zakte in de accijnsbelaste vloeistof, dat ondertussen in koelwater was afgekoeld tot. een temperatuur bij^de gemeente-ontvanger van Westdorpe. Zorgvuldig moest op een aangifte J T r -- 1 men denheid in het rendement van mout was dit niet brouwer zich ook maar een fractie van een graad vergiste, dan volgde onherroepelijk een boete, die meestal hoger was dan de te betalen accijns. gaf indertijd de doodsteek aan deze bedrijven. In zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1979 | | pagina 41