I nu I gewaardeerd genootschap 15 mei T981 ---- - Provinciale Zeeuwse Courant v.m Tkjiet ver van de oude stad van Hulst ligt een klein wijkje, 1 begrensd door de Zoutestraat, Liniestraat en Poorters- iaan. De straten dragen er namen van personen, verbonden met het Hulsters verleden. We vinden er lanen, vernoemd naar aanzienlijke Hulstenaren zoals Willem Tiberius Hattin- ga, bekend cartograaf, medicus en burgemeester van Hulst. Een klein zijstraatje van de Keldermanstraat draagt de naam: 'Calandlaan’. Hiermee eerde de gemeente Huist een man, die een belangrijk deel van zijn leven besteedde aan de bestudering van de geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen. Van huis uit heeft Frederik Caland overigens de belangstelling voor de geschiedenis niet meegekregen. Hij werd in 1832 in Hoofóplaat geboren als zoon van een waterbouwkundig ambtenaar; de bekende Pieter Ca land, ontwerper van de Nieuwe Wa terweg, was zijn neef. Gok voor Fre derik leek een loopbaan in de water bouwkunde voor de hand te liggen. Hij trad In dienst bij Waterstaat en vervulde functies in diverse plaatsen m Zeeland. Hein Maassen. stuursfuneties en schreef hij artike len voor hel maandblad van hel ge nootschap. Zijn betrekking bij de redactie van het: 'Stam- en Wapenboek’ verwis selde hij in 1885 voor een baan bij het Algemeen Rijksarchjef, eveneens in Den Haag. Vijfjaar later werd hij, in middels 68 jaar oud, eervol ontslagen en gepensioneerd. Slechts énkele ja ren heeft hij van zijn pensioen kun nen genieten: in 1905 stierf hij. Tot op hoge leeftijd is Caland een buitengewoon produktief schrijver geweest. Hij heeft artikelen gepubli ceerd over een grote verscheidenheid aan onderwerpen op historisch en ge nealogisch gebied. Hij gaf bijvoor beeld de oudste rekening van de kerk van Hulst uit, vervaardigde een lijst van de grafschriften in de kerk van Veere en schreef een boek over de Hervormde Gemeente van Sas van Gent. Hierbij komt dan nog een groot aan tal artikelen in tijdschriften als: 'Bij- Het wapen van Hulst, getekend door Frederlk Caland omstreeks J880. dragen tot de oudheidkunde en ge schiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen’, tn: ’De Na- vorscher', inde: 'Dietsche Warande', enzovoorts. In zijn tijd werd Caland ais histori cus en genealoog bijzonder gewaar deerd. Hij was lid van een indruk wekkende reeks van verenigingen, zoals de Maatschappij der Neder- landsehe Letterkunde, het Histo risch Genootschap, het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en het Provinciaal Genootschap in Noord-Hrabant. Men kreeg toen, net zoals tegenwoordig, een dergelijk lidmaatschap aangeboeden bij wij ze van eerbetoon. In 1899 ontving hij bovendien van koningin Wilhelmi na de zilveren erepenning. Tegenwoordig kunnen we van Ca land zeggen, dat zijn historische ge schriften bepaald werden door de tijd, waarin hij leefde. Iemand, die in de 19e eeuw in Zeeuwsch-Vlaanderen historisch onderzoek deed, was een pionier, een ontdekkingsreiziger. De Zeeuws-Vlaamse archieven beston den uit pakken oorkonden en regis ters, zonder veel samenhang, en tot diep in de 20e eeuw is dat zo geble ven. Er was niemand, die een redelijk, overzicht had van wat deze archie ven bevatten. In het begin van de 19e eeuw was er dan ook maar heel wei nig bekend over de geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen. Met name de piaatselijke geschiedenis was vrijwel overal onbekend terrein. Een groot deel van het wérk van Fre- denk Caland en zijn tijdgenoten is dan ook gewijd geweest aan het: 'ont dekken' van oude archiefstukken, aan het verzamelen van feitenkennis. Talrijk zijn dan ook de tijdschriftarti kelen uit deze tijd, waarin tot dan toe onbekende historische documenten weergegeven en besproken worden. Daarnaast verschenen er, als volgen de stap, publicaties waarin men met behulp van deze feitenkennis kleine brokjes geschiedenis reconstrueer de, overigens vaak wel met de nodige fantasie en: 'natte-vinger-werk'. Op een aantal gebieden van de Zeeuws-Vlaamse geschiedenis zijn we dit stadium nu voorbij. Onze ken nis van de historie van Zeeuwsch- Vlaanderen is sinds de 1 lie eeuw sterk vergroot, en we zijn op veel terreinen tot nieuwe Inzichten gekomen. De werken van de 19e-eeuwse amateur- historicl van Zeeuwsch-Vlaanderen, door hun omslachtige stijl vaak moeilijk leesbaar, worden weinig meer geraadpleegd. Laten we echter niet vergeten, dat de 19e-eeuwse onderzoekers voor onze kennis het pionierswerk hebben ver richt. Onderhen neemt Frederik Ca land, in zijn tijd terecht gewaardeerd om zijn grondigheid en nauwgezets heid, een vooraanstaande plaats in. Al vrij vroeg echter, zo rond de jaren i860, geeft hij blijk van zijn belang stelling voor de geschiedenis. Rond 1858 namelijk vinden we hem bezig met het ordenen van het archief van Philippine. In een in 1859 verschenen tijdschriftartikel over de hervormde kerk van Philippine laat hij merken redelijk thuis te zijn in oude docu menten. Het leren lezen en begrijpen van deze oude geschriften zal hem ongetwijfeld de nodige tyd en moeite gekost hebben. Waarschijnlijk is hij sterk gestimu leerd door het feit, dat hij in deze tijd zeker niet de enige was, die zich voor de geschiedenis van Zeeland en Zeeuwsch-Vlaanderen interesseerde. Met name voor de geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen bestond rond het midden van de vorige eeuw een enrome belangstelling. Veel mensen doken in de Zeeuws-Vlaamse archie ven, waarvan de tnhoud tot dan toe nauwelijks bekend was. Het resul taat van hun speurwerk verwerkten zij in boeken, maar vooral in tijd schriftartikelen over kleinere onder werpen. Bij deze kring van enthou siaste arna teur-historici sloot Caland zich aan. Hij zou een van de meest vruchtbare onder hen blijken te zijn. In 1871 veranderdeCaland van baan: hij trad in dienst bjj de toen nog niet zo lang bestaande spoorweg Meche- len-Terneuzen. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot stationschef in Axel, Sint-G 11 lis-Waas en Chnge.' Veeleisende banen schijnen het niet geweest te zijn. Calarjd zag tenmin ste kans om zijn werkzaamheden in Clinge te combineren met het beheer over het archief van Huist, waar hij in 1879 tot archivaris werd benoemd. Zijn ervaring in Philippine zal hem hierbij van pas zijn gekomen. ('alund had overigens aijïi langste tijd in Zeeuwsch-Vlaanderen toen al opzitten. In 1880 verhuisde hij naar Den Haag, om betaald medewerker te worden aan het: 'Stam- en Wapen boek van aanzienlijke Nederland- sche Familièn'. Ook op ander gebied blijkt in deze jaren zijn belangstelling voor genea logie en heraldiek. In 1883 behoort hij tot de oprichters van hel bekende genealogisch-heruldiek genoot schap: 'De Nederlandsche Leeuw’. Enkele jaren iang bekleedde hij be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1986 | | pagina 44