2238
F
1 81
b
een
aan-
uitwate ring s -
en
van de bestaande
Een groot nadeel omdat aan de Schelde de steden Déndermonde en
Antwerpen lagen, die eigen belangen te behartigen en te verdedigen
hadden. Bovendien maakte Antwerpen in die tijd als handel scent rum
een grote groei door. Tot overmaat van ramp ging door allerlei
oorzaken ook de Gentse lakennijverheid verloren.
Hoewel Gent in de 16e eeuw duidelijk een stad in verval was, bleef
zij toch nog steeds een belangrijke handelsplaatsZo was zij het
centrum van de graanhandel van Vlaanderen. Met haar ongeveer
56. 000 inwoners was zij de grootste stad van de Nederlanden.
Haar bevolking kenmerkte zich, ondanks de moeilijke tijden, door een
opvallende vitaliteit en een grote handelsgeestMen wenste eenvoudig
niet overheerst te worden door het in opkomst zijnde Antwerpen.
Daarom begon men in de eerste helft van de 16e eeuw weer te zoeken
naar een directe verbinding met de zee
Theoretisch was dat niet zo'n zware opgave. Men kon bij het uitvoeren
van de plannen gebruik maken van de van oudsher bestaande doch thans
verzande waterlopen, te weten noordwaarts van Gent tot Langerbrugge
de Burggravénstroom en van Langerbrugge tot Rodenhuijze een gedeelte
van de Moervaert, ook Moe re Durme óf Kale genoemd.
Van Rodenhuijze via Rieme tot aan de kapel van Zelzate liep de oude
Schipgracht, die ook in de 12e. eeuw een der verbindingen met open
water was geweest. De Schipgracht had een diepte die als gevolg van
verzanding varieerde van slechts 50 centimeter tot een meter.
De breedte variëerde echter van zeven tot niet minder dan elf meter,
hetgeen in die tijd een aanzienlijke breedte was.
Ten noorden van Zelzate was er geen watergang meer doch de afstand
tot de Landdijk besloeg slechts enkele kilometers. Het landschap bestond
in dit gebied uit heidegrond en moeren.
In 1545 werden de min of meer vage ideeën omgezet in een concreet
plan. Men liet de landmeter .Frans van de Velde een ontwerp maken.
Het ontwerp omvatte, kort gezegd:
a - het uitdiepen en eventueel verbreden
waterlopen tussen Gent en Zelzate;
het graven van een nieuw kanaal tussen Zelzate en de
Landdijk
Op 3 februari 1547 richtten de Gentenaars een smeekschrift aan de land
voogdes, Maria van Hongarije (zij was de zuster van Karel V), waarin
zij toelating vroegen om de verbinding met het open water tot stand te
brengen. De; indieners wilden niet het onderste uit de kan. Zij vroegen
in het smeekschrift, niet om het doorsteken van de Landdijk en de bouw
van sluizen. Zij beperkten zich voorshands tot het verzoek om het
leggen van een haven en een overslag of "overdracht" waar de grote
schepen konden worden ontladen en de lading overgebracht kon worden
in kleinere schepen.
De Nieuwe Vaart zou moeten eindigen in de buurt van een
sluisje in Assenederambacht - de Joos Hamerlincksluis
De voorstanders van de vaart wezen er op, dat naast het economische
belang er ook bijkomende voordelen naar voren zouden komen.
Zo zouden bijvoorbeeld de heidegronden en de moeren kunnen veranderen
in akkers van goede kwaliteit. Ook een betere afwatering van tot dan toe
drassige weidegronden en schorren zou kunnen worden gerealiseerd.
Terstond na ontvangst van het smeekschrift stelde. Maria van Hongarije
een commissie van deskundigen samen. In de commissie zaten enkele
magistraten van de stad Gent, een dijkgraaf, twee landmeters en een
tekenaar