2949 L 387 ze de de stemming zaten en maar in de nu voor nichtjes met eigen van af. Ook bij de de nabespreking houden in één van die als bierbrouwer enkele staminees door de want die zou of dat hij van het bestaan van voor een borreltje of een eend weet ik niet, maar gepakt zijn verre voor- ook niet meer heel wat vro- dig zijn het ook hier alleen nog neefjes en auto's. De romantiek is er ook hier al iets stropers is er helaas al veel veranderd. Zo herinner ik mij een prachtig verhaal dat oorlogse tijd plaatsvond, en waarschijnlijk geaccepteerd zou worden, maar dat destijds lijke buurtpraat zorgde. Het was in de oogsttijd en de boerenjagers hadden het veel te druk met het af rijden en binnenhalen van de gerst, erwten en tarwe. Er waren echter enkele stukken platgeslagen gerst waar veel eendenschade op dreigde te komen. Omdat de boeren zelf geen tijd hadden, zouden enkele bekende Heren-jagers hen wel eens helpen. De één zijn nood is de ander zijn brood, nietwaar. Of de veldwachter stokdoof was, praktijken wel afwist maar wel eens dichtkneep, hun zijn ogen ze nooit. Zo waren Oswald Verweire, Basiel den Brouwer en Bernard Beetaert, op een mooie zomeravond op de eenden geweest in het Papeschor, waar ze wel eens van de flinke eendentrek zouden profiteren. Er moet die avond wel ontzettend vaak geschoten zijn, want ge woonlijk konden ze beter hun keel vinden om een glas bier in te gieten, dan dat ze een stuk wild konden raken, maar toch had den ze op het eind van de avond wel twaalf eenden op het tableau. Omdat het zo'n hete, zwoele zomeravond was, hadden ze tevoren hun uitgedroogde kelen al een beetje gesmeerd, misschien dat ze daardoor wat trefzekerder waren, enfin u begrijpt dat de stem- mind er goed in zat. Zoals naar gewoonte zouden de dorpscafé's van Basiel, bezat. Er was nu echter wel een onvoorzien probleem: onverwachte buit kon de hond niet in de kattebak, zo'n heerlijke bout wel eens kunnen aansnijden. De oplossing was evenwel snel gevonden: Oswald Verweire zou wel ruilen: hij in de koffer bij de geschoten eenden en Milou, hond, voorin naast de chauffeur. Omdat het, zoals gezegd, een zwoele zomeravond was, zaten de dijkbewoners allemaal bij elkaar te buurten vóór hun huisjes. Binnen was het veel te broeierig-heet en daarom werden de keu kenstoelen buiten tegen de muur gezet en zat iedereen gezellig te kletsen, sommigen scheirlewiets achterstevoren op hun stoel, anderen op twee poten schuin achterover tegen hun huisjes leu nend. Dat er daarbij naast de nodige dorpspolitiek en roddels veel leut gemaakt werd spreekt vanzelf. Sommige groepjes zaten te kaarten en eurzakkeren, was overal prima. De Graafjansdijk was nog een echte Vlaamse kalleseienweg met veel hobbels en kuilen, zodat het ouderwetse auto'tje van Ber nard Beetaert op zijn gemak door het dorp slingerde, met Oswald achter in de kattebak en Milou tpots naast de chauffeur. Maar telkens als Oswald een groep babbelende vrouwen bij elkaar zag zitten, riep hij: "Moede gulder een piele 'ebben?" En hup gooide hij een eend tussen het groepje mensen, die ze graag aan namen. Bij de volgende bocht weer hetzelfde tafereel: "Zin in

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1994 | | pagina 49