2963 U 68 in het winter- zodat bij opgevangen van de kreek zou -25 moeten worden gebracht, normaal kan worden Het waterpeil, gemeten aan de peilmeter Vissersverkortingsweg (grote afwateringsleiding)bleef aan de hoge kant (NAP 0) met onmiddellijk na de vorstperiode een normale piek van NAP +10. Daarna volgde een relatief zachte periode met normale neerslag. Maart was uitzonderlijk droog. Het waterpeil zakte geleidelijk tot NAP -33 begin mei. Heel de zomer bleef het schommelen tussen NAP -33 en NAP -10. Half oktober steeg het waterpeil tot NAP +10 en half november tot NAP +17 na inwerking treden van de dam, half augustus. December was uitzonderlijk en abnormaal nat. Op 23 december '93 stond het waterpeil wegens langdurige aanhoudende neerslag op NAP +47 Dit is het hoogste peil sedert 1968 (begin peilbeheer) er stroom de water vanuit de Canisvlietpolder IN de kreek (omgekeerde richting). Dit is voordien nooit het geval geweest. De visstei- gers waren verdwenen, ze stonden 7 cm. onder water. In de schuil hut stond 30 cm. water en was onbereikbaar. Het weidestrand stond volledig blank. Canisvliet lag er verzopen bij. De dam staat sinds eind september (begin metingen na plaatsing van de dam) op NAP -12 cm.waardoor het waterpeil steeds hoog blijft. Bij neerslag van enige omvang stijgt het waterpeil tot waarden tussen NAP +15 en NAP +50. In afwachting van de sanering halfjaar de dam op NAP flinke neerslag het hemelwater en sneller kan worden afgevoerd. Met een dergelijke damstand zouden we dan natuurlijke schomme lingen van het waterpeil krijgen en het zou zeker voldoende hoog blijven. In het voorjaar en zomer is, in de huidige omstandigheden, een damstand van NAP -35 verantwoord. Zeer zeker ook vanuit het oog punt van visbestand/beheer is een dergelijke damstand wenselijk. Alhoewel de waterkwaliteit er niet op achteruit ging blijft dit ongetwijfeld het zorgenkind van Canisvliet. Zolang de erg vervuilde opgehoopte modder niet zal verwijderd zijn moeten we ons aan geen beterschap verwachten. In dergelijke omstandigheden is ontwikkeling van aquatische en plantaardige levensgemeenschappen onmogelijk, o.m. de vroeger zo talrijke onderwatertlora die reeds een tiental jaren volledig verdwenen is Bij zeer warm weer begin juli heb ik niet zonder enig risico, heel de kreek afgezwommen om mij persoonlijk te overtuigen van de toestand. Daarbij bleek dat het noordelijk deel van de kreek ongeveer halfweg het weidestrand nog 130 cm diep is met een mod derige bodem. Van halfweg het weidestrand tot aan de Reigerskil (waar een vernauwing is) geen 50 cm diep meer! Ik zwom in de losse modder. Na de Reigerskil opnieuw 140 cm tot aan de Vissersverkortings weg en in het oostelijk van deze weg gelegen klein kreekje een diepte van 140 cm. tot 2 meter. Het is duidelijk dat van ongeveer halfweg de kreek tot bij de vernauwing even ten noorden van de Reigerskil de kreek volle dig dichtgeslibt is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1994 | | pagina 63