98
’s Middags, 2 November om 3 uur ongeveer komt een Belgische Luitenant met eenige
mannen in Assenede aan. Deze vraagt aan een werkman van onze fabriek, die ook naar huis
was gegaan, of er nog Duitschers te zien zijn. Deze zegt geen meer gezien te hebben sinds den
voormiddag, waarna deze luitenant met zijn mannen hun onderzoekingstocht, met geweer en
revolver in de hand, voortzetten. Vele dingen die door de Duitschers achter gelaten zijn
worden overal maar voor de hand weggekaapt. Koeien, varkens, schapen enz. geslacht.
Vleesch, brood, spek, ham, allerlei levensmiddelen zijn bij hopen aanwezig. Het levend vee
wordt verkocht voor spotprijzen. Die een koe pakt of vangt, kan die ook dadelijk voor eenige
marken verkoopen. Dit vee is hoofdzakelijk afgedwaald van de kudde die de Duitschers met
Door het openstellen van de grens die nu in het geheel niet meer bewaakt is, want de
Belgsiche of Engelsche soldaten zijn nog niet aan de grens aanwezig, zijn ook weer aardige
toneelen te zien. Belgsiche families komen hun verwanten, die hier al jaren van hun
gescheiden zijn, opzoeken. Zoo ook zij die van hier naar Assenede of Staakje naar hunne
familie gaan zien, zij loopen als wilden weg, onbekommerd wat ze hier doen of verletten, er is
geen houden meer aan, weg willen ze naar vrouw en kind, naar ouders of omgekeerd. Het is
een trekken van heen en weer, de geheele dag en ook ’s nachts.
Het is danook aandoénlijk deze bijeenkomsten te zien. Verscheidene kunnen hun oogen niet
gelooven. Vrijheid en vrij zijn, na zooveel jaren van volmaakt gevangenschap, hun vijand
weg, vrij met elkaar kunnen spreken, niet door hun belagers afgeluisterd of bespied worden.
Den ijzeren vuist die hun sloeg en hun vaderland zoo veel onherstelbare wonden had
toegebracht, dit alles weg, verdwenen. Hun geluk is te groot, men ziet het den menschen aan.
Doch ziet men er gelukkige menschen, men ziet er ook ongelukkige, men ziet evenveel
schreien als lachen, want van verscheidene hunner is allicht een familielid gestorven of
gewond of door hun vijand onteerd. Waar hier het verdriet bij het vernemen van dat alles
duidelijk uitkomt, geluk verdriet, spijt en vreugde, dit alles wisselt zich hier op snellen toon
af.
Er zijn menschen die door ontroering niets kunnen zeggen en loopen bleek en zenuwachtig
rond. Zoo zien wij hier vaders, die hun vrouw en kinderen ontmoeten die zij al die jaren niet
gezien hebben. Die kinderen die zeer jong waren of nog geboren moesten worden bij vaders
vertrek, kennen hem niet meer of de vaders kennen hunne kinderen niet meer.
Zoo zou ik dit geheele boek over al deze ontmoetingen wel vol kunnen schrijven, doch dit zou
de plaats wegnemen van nog meer te gebeuren dingen die wel zeker meer de aandacht
verdienen dan dit. Ik heb zoo een en ander opgenoemd uit deze gebeurtenissen uit de grens en
u kunt wel verder denken of u een denkbeeld vormen van deze scènes van ontmoetingen en
ontgoochelingen.
Duitschers die daar 4 jaar heer en meester zijn geweest, hebben hunne biezen gepakt en zijn
over het kanaal te Selzaete gevlucht. De knallen die ons zoo hevig doen schudden zijn
afkomstig van het oplazen van den spoorweg van Bouchaute naar Selzaete. Op iedere 200
meter wordt een dynamietmijn onder de spoorrails gelegd en afgeschoten dat de stukken van
spoor en dwarsliggers hoog in de luchtver weg worden geslingerd. De groote openbare wegen
worden ongangbaar gemaakt. Stationsgebouwen omlaag getrokken. Enfin, ze richten een
ware ruïne aan om hun vijand zooveel mogelijk vertraging te bezorgen in hun opmars. De
groote spoorbrug op Selzaete is ’s morgens reeds uit hare voegen gerukt. Met een geweldige
slag is deze voorover in het water gevallen. Ook het kanaal is onbevaarbaar gemaakt. Daar
hebben zij twee torpedojagers in het bruggat laten zinken, daar de brug bovenop en het water
is zoo goed als den spoorlijn versperd, ’s Middags na 4 uur weer een hevige slagen de
electrische ophaal voetbrug van Selzaete ondergaat hetzelfde lot als de spoorbrug. Na dien tijd
hooren wij geen ontploffingen meer. Het vernielingswerk is klaarblijkelijk voltooid.