Bovenklavier: C-g
in zwelkast.
22
Pastoor van 1922-1926.
37
1. Bourdon
2. Prestant
3. Salicionaal
4. Bourdon
5. Octaaf
6. Mixtuur
7. Trompet
16’
8’
8. Viola di Gamba
9. Vox Caelestis
10. Bolpijp
11Dolce
12. Fluit
13. Woudfluit
14. Basson hobo
8’
8’
8'
8‘ (gedekt)
4’
T
8'
16’
8’
8’
8'
4’
2-3 sterk
8’
Pedaal: C-d'
15.Subbas
16. Fluitbas
De dispositie was in 1927 als volgt:
Onderklavier: C-g’”
een groot bedrag
familie van Peteghem het orgel stemmen. Ze plaatsten onder andere in 1862 een nieuwe trompet voor
331.55. Dit orgel werd door aannemer Mulders volgens het aannemingscontract in de nieuwe kerk
geplaatst. Ongetwijfeld zal daar een orgelbouwer bij geassisteerd hebben. Begin twintigste eeuw werd
het orgel nog regelmatig gestemd; jaarlijks werd er ook geld uitgetrokken voor de “orgeltrapper”,
degene die voor de wind in de blaasbalgen zorgde. Maar stilaan ging het bergafwaarts.
In die tijd had men nog geen oog voor oude orgels, en bovendien was er een nieuwe
orgelbouwtechniek in opmars: de pneumatiek. Toch werd het einde van het “Van Peteghem-orgel”
nog enige tijd uitgesteld. Op 22 april 1923 deelt pastoor Batenburg22 aan zijn bestuursleden mee. dat
"blijkens deskundig onderzoek, het orgel in de kerk voldoende kan worden gerepareerd en de reparatie
in korten tijd kan worden gedaan”. Wie die deskundige was. is niet bekend.
In 1925 werd echter een harmonium voor het zangkoor aangeschaft.
In 1926 is het orgel zo slecht, dat repareren niet meer mogelijk is. In de kerkbestuursvergadering van
7 maart 1926 deelt Batenburg mee. dat de leden van het koor bij de parochianen geld zullen inzamclcn
“ten einde een nieuw orgel aan te schaffen. Het tekort zal later begroot worden”.
Er werd rond gegaan met verschillende intekenlijsten. “Milde gevers” stonden met
nadrukkelijk bovenaan. Een aantal van de intekenlijsten is bewaard.
De koorzangers zamelden bij de parochianen 2300.00 in. De hoofddirectie van de Spiegelglasfabrick
te Parijs gaf vierhonderd gulden, en voor de rest werd een lening van ƒ5000,00 gesloten tegen 4%. De
bisschop gaf toestemming het orgel te kopen.
Batenburg zocht contact met Dr. Caecilianus Huygens, franciscaan, en directeur van de
Kerkmuziekschool in Utrecht. Deze had prijs gevraagd bij drie orgelbouwers: Vermeulen in Weert.
Van de Bijlaardt in Dordrecht en Pels in Alkmaar. Op 3 maart 1927 doet hij verslag aan de nieuwe
pastoor Doens. Hij schrijft: de twee eerste orgelbouwers willen het oude orgel, als zijnde waardeloos,
niet ovememen. Pels heeft niet alleen de laagste prijs, maar biedt ook het hoogste percentage
tingehalte in de legering van de pijpen. Huygens stelt voor, dat hij verder met Pels zal onderhandelen.
De kast kan eventueel in Sas van Gent gemaakt worden. De vorige pastoor had daarvoor al een
kandidaat.
Op 27 mei 1927 wordt het contract met Bern. Pels en Zonen gesloten. Aan het contract is de dispositie
en de omschrijving van het orgel gehecht. Het orgel zal vóór Kerstmis 1927 worden geleverd.
Inclusief de inruil van het oude orgel zal het geheel 7.375,00 kosten. Het is niet bekend waar het
oude orgel gebleven is. In die tijd zal het waarschijnlijk als “waardeloos” weggedaan zijn. Wellicht
zijn er nog wat pijpen van gebruikt. Tegenwoordig zou het van grote waarde zijn.
Met Kerstmis werd het nieuwe orgel "voorlopig ingespeeld’ Op zondag 12 februari 1928 werd het
orgel door pastoor Doens ingewijd. Het bij deze plechtigheid horende orgelconcert werd gegeven door
Emile de Groote. organist van de St. Baafs-kathcdraal in Gent.