65 Februari en Maart. Servië, Montenegro Albanië zijn allen in handen van de centralen gevallen en een uitgeplukt gevlucht volk, zonder zijn koning, zoekt, zoo er nog overgebleven zijn, hun ontvluchte haard weer op voor zoover de Duitschers hun dat toe laten. De kopermijnen komen de centralen goed van pas. Die liggen nogal veel in Servië, dus de aanwinst om munitie te maken, want het koper raakt op in Duitschland zegt men. Nu zou de beurt moeten komen aan de Engelschen die al zo lang in Saloniki zitten, doch tot nog toe hoort men er niets van. Nu nog even terug naar eigen land, volk en gemeente. We schrijven heden 31 maart 1916. Daar komt een alarmerend en ongerust bericht dat de soldaten de kazernes niet mogen verlaten. Iedere soldaat moet voor zijn uitrusting zorgen en al zijn hebben en houen klaar zetten voor vertrek of beter gezegd voor de vlucht. Nu moet hier iets duidelijk gemaakt worden voordat men weten kan hoe verontrustend dit alles is. Er is altijd gezegd dat Zeeuwsch Vlaanderen niet wordt verdedigd zoo wij in oorlog komen. Als dit geschiedt, of als gevaar dreigt, moeten dadelijk alle soldaten, met uitrusting en verdere gereedschappen hier weg. Dus ieder begreep zeer wel dat er iets niet in orde was. Er werd door niemand iets gezegd dat tot geruststellen zou kunnen dienen. Geen militair beneden de rang van luitenant wist er iets van. Burgemeester of eenig andere autoriteit gaven ook maar iets tot verduidelijking te hooren, dus ongerustheid en angst waren de woorden bij de meeste ingezetenen. Doch, er was nog altijd hoop en men zei dat er op bericht werd gewacht en het zal zoo geen vaart loopen. De regeering zal er zich wel weten uit te helpen en een ander zei dat het maar een militaire manoeuvre is, doch voor een militaire manoeuvre maken zij toch zeker geen heel land in opschudding. En zoo, met veel wikken en praten was het laat geworden en we gingen naar bed. Velen in de gemeente waren de geheele nacht niet naar bed geweest doch wij hadden nog Januari 1916. In grove trekken, de drie laatste maanden beschrijvend, kan ik niet veel bijzonders vertellen. De Duitsche en Oostenrijksche gelederen zijn begonnen Servië aan te vallen en dat gaat natuurlijk vlug vooruit. De Engelsche Dardanellenkoorts, raakt al wat over en ze zullen het daar niet klaarspelen. De Turken laten hen daar niet de baas spelen. Veel Engelsche troepen zijn geland in Griekenland. Ondanks de protesten van Griekenland gaan zij hun gang en zijn zij genesteld in Saloniki. Zij rusten er maar wat uit geloofd men want van gevechten hoort men daar niets. De Servische bevolking is in dezelfde staat als in België het geval was. Men leest van hele dorpen en steden waarvan de bevolking voor de vijand weg vlucht of in kampen, buiten het bereik van de kanonnen leven. Buiten de steden kan men karavanen met kudden vee en huisraad op de wegen ontmoeten. Dan komt daar nog bij dat de wegen in Servië veel missen van die van ons. Bestratingen treft men er zoo goed als niet aan waardoor, zooals het nu alsmaar regent, één slijkboel is waar vluchtenden tot aan de knieën inzakken. Kinderen worden dan ook veel langs de weg achtergelaten of sterven in moeders armen door kou en ontbering. Grijsaards die niet of maar half mee kunnen, hebben duchtig te lijden. Het moet er ellendig zijn, nog honderdmaal erger dan in België geweest is. Ook Montenegro valt onder de ijzeren vuist van de groote machtige. Het verdwijnt ook uit de rij der koninkrijken. voldoende als is er al veel moeite voor gedaan, er kan toch begonnen worden. De kanonnen aan de Uzer hoort men nog steeds daveren. Het is nu al een vol jaar dat die strijd daar begonnen is en nog hoort men het steeds dagen achtereen zonder uitscheiden, hoe lang nog.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 2005 | | pagina 67