heldere zachte avonden met in de
verbetering in de
68
De levensmiddelen stijgen maar alle dagen. Daarbij komt dat verscheiden artikelen weinig of
niet meer te krijgen zijn. Wij zijn nu in de aardappeloogst en men spreekt van 8 a 9 gulden
voor 100 kilo aardappelen, voor welke men in vredestijd niet meer dan 2 of 2 1/2 gulden
betaalt. Zoo is het met zeer veel artikelen die 2 maal in waarde gestegen zijn, dus wel te
begrijpen dat er geen geld verdienen aan helpt.
Van de versterkingen van Cadzand hoort met niets of weinig meer. Duizenden soldaten met
genietroepen zouden ook nog steeds aan de versterking bezig zijn, doch verder is er niets
meer te vernemen. De onrust is ook alweer geweken. Die onweersbuien komen en gaan, dat is
de orde van de tijd. In de gemeente nog altijd dezelfde moeilijkheden, de bepalingen en
verbodsafkondigingen volgen elkaar dag na dag op. Men kan geen pakje of doosje meer
dragen of de heeren kommiessoldaten of kommiezen moeten weten wat er in is. Het is een
zeer moeilijk leven vol met slecht nieuws en wisselvallige verontrustende berichten.
September. De herfst valt al in, ofschoon nog mooi weer en
verte kanongebulder als van een aankomende onweersbui.
Het is in de fabriek zeer druk. Groote veranderingen en nieuwe zaken zijn gebouwd, er is dus
niet veel tijd om te schrijven. Ook staat de campagne voor de deur, zoodat ik hier staak totdat
de drukte voorbij is en misschien is er in die tijd wel verandering en
toestand gekomen. Wij zullen hoopen.
Ons eigen grond is gelukkig nog altijd ongeschonden. Zoo nu en dan komen er wel eens wat
vliegmachines over of bestuurbare luchtschepen, doch daar doet men niets aan. De lucht kan
door ons niet worden afgezet. Die luchtschepen zijn echt prachtige verschijningen. Zoo
kolossaal groot, zoo statig en majestueus vaart dat daar zoo hoog door het luchtruim, dat men
eerbied krijgt voor de prachtige uitvinding. Jammer dat zulke mooie dingen voor zoo’n slecht
menschonteerend werk moeten dienen. Wij zien er dikwijls tegen de avond in het westen naar
Engeland stevenen, waar ze natuurlijk geen welkome gasten zijn en waar ze dan ook niet
recht feestelijk ontvangen worden.
Het is Februari 1917.
Na een lange en moeilijke campagne zijn wij weer met de werkzaamheden klaar. Het vriest
op het oogenblik 14 tot 15 graden Celsius, het is bar koud. De campagne was 28 januari klaar,
dus niet veel te vroeg met deze winter en vorst. Het is 18 Januari beginnen vriezen en trekt
nog steeds harder aan.
Veel bijzonderheden van den oorlog heb ik niet. Roemenië is gevallen onder de Duitsche
hamer en op het westelijke front is men, naar men zegt, bezig om zich van beide kanten zeer
te versterken. Zware slagen zijn te verwachten. Den groote Duitsche veldheer, von
Hindenburg, is voor dit doel met zijn legers van het oosten naar het westen overgekomen,
want wat anderen niet konden, kan, volgens de Duitsche lezing, wel van hem verwacht
worden. Wij zullen zien wat hij hier maken kan.
Er zijn nieuwe bepalingen gekomen wat de voeding betreft. Wat het binnenland betreft is het
zeer veel verslechterd. Nu hebben wij bijv, broodkaarten gekregen met rantsoen, want het is
nu maar niet meer te zeggen, ik eet zoveel ik wil.
Op deze kaarten kan men per hoofd, per dag 4 ons brood bekomen. Stel u voor: Wij zijn met
man, vrouw en drie kinderen (kinderen onder het jaar tellen niet mee), dus dat is met vijf
personen. Voor ieder persoon krijgt men een kwart, geldig voor een week, of 28 ons brood.
Zoo krijgt men eens per maand drie kaarten, dus krijgen wij 20 kaarten. Deze kaarten zijn
verdeeld met stippellijnen. Koopt men nu een brood dan moet men met die kaart bij den
bakker zoo’n bon laten afscheuren. De bakker plakt deze bon op een groot vel papier, ook al
expres daarvoor bestemd en brengt deze kaarten op het gemeentehuis. Iedere maand moet