schuld of aandeel dragen in deze wreede oorlog. 71 Van onze handelsvloot waren er zeven schepen in Engeland vrijgelaten en door de Duitsche overheid vrije overvaart door de gevaarlijke wateren verzekerd, doch ondanks deze beloften werden zij alle zeven getorpedeerd. Twee met graan naar Nederland, een met kolen, een op uitreis naar Indië met gemengde lading, drie met ballast naar Amerika om graan. De dagbladen stroomen over van deze lage daad, de Duitsche bladen betreuren het ook zeer doch van vergoeden of terugbetalen is geen sprake. Zoo wordt er dus weer veel gepraat en gescholden. Er doen weer oorlogskansen de ronde maar verder hoort men er niets meer van. Wel is er door de Duitsche regeering voorgesteld hiervoor schepen van hun in huur te krijgen doch dit is door Nederland recht af geweigerd. De duikbootoorlog gaat nog steeds met de meeste strengheid en meededoogenlooze hardheid zijn gang, schip na schip. Alle dagen, ja men moet zeggen alle uren, vinden schepelingen de dood in de golven. Wel worden zij nogal eens door de duikbooten voor een oogenblik opgenomen of de booten waarin de schipbreukelingen op sleeptouw genomen, maar dan moeten het neutrale schepen zijn. Naar de schepen van de vijand wordt niet veel omgezien, deze worden getorpedeerd zonder gewaarschuwd te zijn en het volk moet maar zien dat ze terecht komen. De politieken hemel in Amerika wordt steeds zwarter. Amerika vraagt aan alle neutralen om zijn voorbeeld te volgen, doch dit wordt door allen geweigerd. Bij iedere vergadering van de Senaat in New York wordt de toestand erger. De President geeft vergunning om alle koopvaardijschepen te bewapenen om de duikbooten te kunnen bevechten. Brazilië, Chili, Cuba, Argentinië, dus geheel Zuid-Amerika, alsmede verscheiden republieken van Midden-Amerika protesteren en dreigen met deelneming aan de strijd. Wat moet er toch van de wereld terecht komen. De atmosfeer is bezwangerd met kruitdamp en oorlogsverklaringen. Wat zal er van ons op den duur nog terecht komen. Van vredespogingen is niets te bespeuren. Wel is in December door de Duitschers een vredesvoorstel aan de geallieerden gedaan, maar deze wilden er niets van weten. De Duitschers kwamen dan ook veel te hoog op. De voorwaarden waren niet aan te nemen. Zij noemden zich “de overwinnaar” hetwelk nog lang het geval niet was en zoo is die vrede al gauw weer veranderd in zwaar geschut. Maart is begonnen met slecht weer. Nog immer sneeuwstormen, regen, hagel en vorst; een echte ouderwetse winter. Doch ondanks al deze slechte tijden en guur weer hoort men maar steeds hevig kanongebulder. Aan het westelijk front wordt zwaar gevochten. Van Verdun tot Atrecht is het, volgens de dagbladen, één vuurlijn. Dikwijls ’s avonds, bij donker weer, kan men zeer goed lichtseinen waarnemen. Zelfs zijn er hier die al gevechten in de lucht gezien hebben van vliegmachines tegen elkaar. De gevechten die daar plaatsvinden moeten verschrikkelijk zijn. Bajonetgevechten worden er zeer veel gemaakt en dit moet, uit de mond van gevluchte soldaten vernomen, ellendig moorddadig zijn. Men kan dikwijls bij ons, wij wonen hier zeer vlak, het trommelvuur duidelijk hooren. Het is het geluid als van een dorschmachine. Dat zijn dus heele batterijen kanonnen die altijd maar door afgeschoten worden zoodanig dat het één gerommel is. Soldaten van Duitsche legers komen nog nu en dan eens over de draad gewipt en betreden het vrije Nederland en zijn blij dat zij even van het onrustige leven dat zij lijden en de gruwelen van de oorlog moede zijn, dat zij daar alles in Duitschland voor achter hebben gelaten. Zij kunnen natuurlijk nooit meer, zonder zeer zwaar gestraft te worden, in hun vaderland terug komen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 2005 | | pagina 73